ECLI:NL:RBDHA:2023:14009
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot Roemenië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 1 augustus 2023.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris zich terecht heeft gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, dat bepaalt dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is. Nederland heeft vastgesteld dat Roemenië verantwoordelijk is en heeft een verzoek om terugname gedaan, dat door Roemenië is aanvaard. De eiser voerde aan dat hij niet goed behandeld is in Roemenië en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd. De rechtbank oordeelt echter dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Roemenië zijn internationale verplichtingen niet nakomt.
De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat er geen systematische tekortkomingen zijn in de behandeling van Dublinclaimanten in Roemenië. De rechtbank concludeert dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om te stellen dat er sprake is van een schending van de rechten van Dublinclaimanten in Roemenië. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 augustus 2023.