ECLI:NL:RBDHA:2023:14009

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
NL23.20167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 1 augustus 2023.

De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris zich terecht heeft gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, dat bepaalt dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is. Nederland heeft vastgesteld dat Roemenië verantwoordelijk is en heeft een verzoek om terugname gedaan, dat door Roemenië is aanvaard. De eiser voerde aan dat hij niet goed behandeld is in Roemenië en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd. De rechtbank oordeelt echter dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Roemenië zijn internationale verplichtingen niet nakomt.

De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat er geen systematische tekortkomingen zijn in de behandeling van Dublinclaimanten in Roemenië. De rechtbank concludeert dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om te stellen dat er sprake is van een schending van de rechten van Dublinclaimanten in Roemenië. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 augustus 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.20167
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. T. der Bedrosian),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.20168, op 1 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.D. Kupelian, als waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening1 is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland vastgesteld dat Roemenië het verantwoordelijke land is en bij Roemenië een verzoek om terugname gedaan. Roemenië heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiser voert aan dat ten opzichte van Roemenië niet uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser is niet goed behandeld toen hij daar was. Hij werd
1. Verordening (EU) nr. 604/2013.
gedwongen om vingerafdrukken af te nemen en hij voelde zich als crimineel behandeld terwijl hij niks heeft misdaan. De algehele situatie is niet goed in Roemenië, er vinden pushbacks plaats, ook bij Dublinclaimanten. Dit blijkt uit het rapport van USDOS: ‘2021 Country Report on Human Rights Practices Romania’, uit de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 2 februari 2023, en het rapport van KlikAktiv van 30 januari 2023.
3. Het uitgangspunt is dat verweerder ervan uit mag gaan dat Roemenië zijn internationale verplichtingen nakomt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft dat bevestigd in haar uitspraak van 29 juli 2021, waarin zij heeft geoordeeld dat uit het AIDA-rapport, 2019 update en het AIDA-rapport, 2020 update niet volgt dat Dublinclaimanten in Roemenië stelselmatig in detentie worden gezet of dat structurele tekortkomingen bestaan in de toegang tot rechtsbijstand en opvang die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019, Jawo, ECLI:EU:C:2019:218, punt 91-93. Voorts heeft de Afdeling hierin geoordeeld dat uit de AIDA-rapporten niet volgt dat vreemdelingen die in het kader van de Dublinverordening worden overgedragen aan Roemenië, door middel van pushbacks worden doorgestuurd naar derde landen zonder dat hun asielaanvraag wordt behandeld. Bij uitspraken van 31 augustus 2022, 16 november 2022, 9 december 2022, 12 december 2022 en 12 januari 2023 heeft de Afdeling dit oordeel nogmaals bevestigd en geoordeeld dat ten aanzien van Roemenië (nog steeds) mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van Roemenië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel op de grond dat Roemenië zich schuldig maakt aan pushbacks bij Dublinclaimanten. Het rapport van KlikAktiv vermeldt slechts dat deze organisatie weet van vier Dublinclaimanten die naar Servië zijn uitgezet, waarvan één persoon documenten kan overleggen die zijn verhaal mogelijk ondersteunen, over een periode van twee jaar. De rechtbank is van oordeel dat dit rapport een aanwijzing bevat dat Dublinclaimanten via een pushback naar Servië zijn uitgezet. Met in twee jaar tijd vier uitzettingen, waarvan één mogelijk aantoonbaar, biedt het rapport echter onvoldoende aanwijzingen om te concluderen dat sprake is van een systematische schending van de internationale verplichtingen ten aanzien van Dublinclaimanten. Eiser heeft geen andere informatie overgelegd waarin bevestigd wordt dat de autoriteiten van Roemenië Dublinclaimanten via een pushback uitzetten naar Servië. De rechtbank ziet in het rapport op dit moment dan ook geen aanleiding om verweerder op te dragen nader onderzoek in te stellen.
5. Over de ervaringen van eiser in Roemenië overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat eiser deze behandeling heeft gekregen tijdens de behandeling van zijn
3 “ Formalizing Pushbacks the use of readmission agreements in pushback operations at the Serbian Romanian border”(proasyl.de).
asielaanvraag. Uit zijn verklaringen blijkt dat hij was opgepakt nadat hij illegaal was ingereisd. Eiser werd nadat hij vingerafdrukken had afgegeven naar het centrum gebracht, maar eiser is daarna vertrokken uit de opvang. Eiser heeft daarom geen eigen ervaring met opvang tijdens de asielprocedure. De Opvangrichtlijn, de Kwalificatierichtlijn en de Procedurerichtlijn gelden ook ten aanzien van de asielprocedure in Roemenië. Het is aan eiser om zich bij voorkomende problemen te beklagen bij de (hogere) autoriteiten in Roemenië, dan wel de daartoe geëigende instanties.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra - Foppen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.