ECLI:NL:RBDHA:2023:140

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
NL22.26839
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortvarend handelen in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de maatregel van bewaring die aan eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende persoon, is opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring werd op 16 november 2022 opgelegd op basis van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond bij uitspraak van 29 november 2022. Eiser trok op 23 november 2022 zijn asielaanvraag in, waarna de maatregel van bewaring opnieuw werd opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding.

De rechtbank heeft het onderzoek op 4 januari 2023 gesloten zonder zitting. Eiser stelde dat er onvoldoende voortgang was in zijn uitzetting naar Marokko, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een gebrek aan zicht op uitzetting, aangezien uitzetting naar Marokko mogelijk was. De rechtbank oordeelde dat de duur van de bewaring sinds 16 november 2022 niet voldoende was om de maatregel op te heffen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26839

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 16 november 2022 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het onderzoek op 23 november 2022 gesloten. Bij uitspraak van 29 november 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:12962, is het beroep ongegrond verklaard.
Op 23 november 2022 heeft eiser zijn asielaanvraag ingetrokken. Verweerder heeft vervolgens op 23 november 2022 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw (onder gelijktijdige opheffing van de eerdere maatregel). Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft voortgangsgegevens overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 4 januari 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1999 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 7 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:13392, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt (dat was: 5 december 2022), rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds dat moment de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er afgezien van het voeren van een drietal vertrekgesprekken geen vooruitgang is geboekt, zodat er volgens hem onvoldoende voortvarend wordt gehandeld en een concreet zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko ontbreekt.
5. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Sinds de maatregel van 23 november 2022 heeft verweerder op 7 december 2022 en op 27 december 2022 vertrekgesprekken met eiser gevoerd. Daarnaast blijkt uit de voortgangsrapportage en uit de verslagen van de vertrekgesprekken dat verweerder een laissez-passeraanvraag heeft opgestart, maar dat deze is afgesloten omdat eiser geen medewerking wenst te verlenen aan het afgeven van dactyloscopische gegevens (vingerafdrukken). Het voorgaande leidt tot het oordeel dat verweerder voldoende voortvarend te werk gaat. Dat er tot op heden geen uitzetting heeft plaatsgevonden, komt gelet op eisers houding voor rekening en risico van eiser. Er is dan ook geen sprake van het ontbreken van een concreet zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko. Het is de rechtbank namelijk ambtshalve bekend dat uitzetting naar Marokko momenteel in algemene zin mogelijk is. Gesteld noch gebleken is dat dit in het geval van eiser niet opgaat nadat hij alsnog zou besluiten om gevolg te geven aan zijn meewerkplicht. De duur van eisers bewaring sinds 16 november 2022 is als zodanig onvoldoende om tot opheffing van de maatregel over te gaan.
6. Voor het overige ziet de rechtbank ambtshalve [1] geen aanleiding voor het oordeel dat de (tenuitvoerlegging van de) maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
7. Het beroep is ongegrond. Om die reden wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 (