Overwegingen
1. Eiser stelt de Tunesische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 18 augustus 2023 (in de zaak NL23.22424) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 15 augustus 2023.
4. Eiser stelt de Tunesische nationaliteit te hebben maar niet in het bezit te zijn van identiteitsdocumenten. Eiser heeft blijkens de verslaglegging van het op 4 september 2023 gehouden vertrekgesprek verklaard dat hij met hulp van familie wel aan originele documenten kan komen, maar hiertoe geen actie zal ondernemen omdat hij niet wil worden uitgezet. De rechtbank kwalificeert deze houding van eiser als het frustreren van het vertrekproces.
5. Eiser is verplicht om mee te werken aan zijn gedwongen vertrek, maar zolang hij de uitzetting frustreert en zelf geen documenten overlegt die zijn Tunesische nationaliteit onderbouwen, is verweerder afhankelijk van de Tunesische autoriteiten om een vervangend reisdocument te verstrekken om de uitzetting te effectueren. De Tunesische autoriteiten zullen een dergelijk document, naar de rechtbank aanneemt, enkel verstrekken als zijn eiser als Tunesisch onderdaan erkennen. Op de website van DT&V is vermeld dat gedwongen terugkeer naar Tunesië mogelijk is en is vermeld hoe de procedure voor de aanvraag van een zogenoemd laissez-passer is geregeld. De rechtbank leidt uit deze informatie af dat verweerder kopieën van documenten die de nationaliteit en/of identiteit van eiser ondersteunen moet overleggen.
6. In de voortgangsrapportage die op 13 september 2023 is opgemaakt, is onder meer het navolgende opgenomen.
- op 8 augustus 2023 is een onderzoek uitgezet naar aanleiding van een EuVis-treffer in Frankrijk en onderzoek uitgezet naar aanleiding van een SIS-II signalering
- op 8 augustus 2023 is een LP-aanvraag verzonden naar DIA, deze aanvraag is vervolgens op 15 augustus 2023 verzonden naar de Tunesische autoriteiten
- op 6 september 2023 heeft de DIA bericht gekregen van de diplomatieke autoriteiten van Tunesië dat eiser niet is “gevonden in hun systeem”
- op 7 september 2023 heeft de regievoerder een mail verstuurd aan DIA met het verzoek om de zaak nogmaals onder de aandacht te brengen van de Tunesische autoriteiten gelet op de biometrische EuVis-hit
- op 8 september 2023 is via Buitenlandse Zaken om een rappel verzocht voor het uitstaande onderzoek op grond van de EuVis-treffer in Frankrijk. Hierbij is vermeld dat de EuVis-treffer is voorzien van paspoortinformatie zoals het documentnummer, het land van afgifte, de datum van afgifte en de geldigheidsduur
- op 8 september 2023 heeft de Avim Amsterdam aangegeven niet te beschikken over een kopie van het paspoort van eiser.
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat de Tunesische autoriteiten aangegeven dat hij niet bekend is en verweerder dat moet accepteren. Omdat verweerder niet beschikt over een kopie van het paspoort van eiser, kan zijn zaak ook niet nogmaals onder de aandacht van de Tunesische consul worden gebracht. Gedwongen vertrek naar Tunesië gaat niet lukken, zodat een onmiddellijke invrijheidstelling moet volgen.
8. Verweerder heeft in de reactie op de gronden aangegeven dat zicht op uitzetting niet ontbreekt. Eiser verklaart de Tunesische nationaliteit te hebben, spreekt de taal en heeft in maart 2020 bij de Franse ambassade in Tunis een visum aangevraagd. De Franse autoriteiten hebben geweigerd om het gevraagde visum te verstrekken. Het is thans niet bekend of de door eiser bij de aanvraag verstrekte gegevens juist zijn en of het door eiser getoonde paspoort authentiek is. Eiser werkt niet mee aan zijn vertrek. Op 18 september 2023 zal wederom een vertrekgesprek plaatsvinden. Verweerder heeft gerappelleerd bij Buitenlandse Zaken en de Afdeling DIA van DT&V vraagt op 20 september 2023 bij de Tunesische autoriteiten aandacht voor de zaak van eiser.
9. Eiser heeft naar aanleiding van deze reactie van verweerder volhard in zijn standpunt en hierbij aangeven dat de Tunesische autoriteiten verweerder voor een voldongen feit stellen.
10. De rechtbank gaat niet over tot invrijheidstelling van eiser en overweegt hiertoe als volgt.
11. De Afdeling heeft in de uitspraak van 14 september 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3490) onder meer het navolgende overwogen: 4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 17 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2092, onder 6.1, volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling dat van een vreemdeling in de eerste plaats mag worden verwacht dat hij voldoende meewerkt aan terugkeer naar zijn land van herkomst (uitspraak van 5 september 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BE9987, onder 2.2.3). De mate waarin een vreemdeling voldoet aan zijn verplichting tot medewerking kan hem echter alleen worden tegengeworpen als dit van betekenis kan zijn voor het slagen van zijn uitzetting (zie de uitspraak van 10 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:430, onder 4). Uit de uitspraak van 2 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:695, onder 5.1, volgt dat voor het zicht op uitzetting mede bepalend is of de autoriteiten van het land van herkomst voldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van de voor uitzetting benodigde documenten. Daarbij heeft de Afdeling in haar uitspraak van 20 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:597, onder 1.3, overwogen dat medewerking van de autoriteiten op zichzelf niet volstaat als dat alleen inhoudt dat vreemdelingen wel bij die autoriteiten kunnen worden gepresenteerd, maar er bij voortduring geen lp’s worden verstrekt.
5. Op de website van DT&V staat bij de landeninformatie over Guinee het volgende over gedwongen terugkeer vermeld:
"Gedwongen terugkeer is alleen mogelijk met een origineel, geldig reisdocument. Voor Guineese vreemdelingen voor wie een vervangend reisdocument (laissez-passer) wordt aangevraagd, is gedwongen vertrek op dit moment niet mogelijk. Presentaties kunnen wel ingepland worden."
Uit deze passage op de website van DT&V blijkt duidelijk dat er weliswaar presentaties kunnen worden gepland, maar dat gedwongen terugkeer naar Guinee met een lp op dit moment niet mogelijk is. Dit betekent dat de medewerking van de vreemdeling hoe dan ook niet tot uitzetting naar Guinee kan leiden. De vreemdeling heeft namelijk geen geldig reisdocument. Daarom heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Guinee in het geval van de vreemdeling niet ontbreekt. Dit betekent dat de inbewaringstelling van aanvang af onrechtmatig is geweest.
(…)
12. De rechtbank leidt hieruit af dat als zicht op uitzetting ontbreekt, het niet langer relevant is of de vreemdeling het gedwongen vertrek frustreert. De vraag is dus of de rechtbank op dit moment moet vaststellen dat zicht op uitzetting ontbreekt omdat de Tunesische autoriteiten hebben aangegeven dat eiser niet bekend is en dus niet erkend wordt als onderdaan. De rechtbank overweegt dat de feiten en omstandigheden in de onderhavige procedure niet vergelijkbaar zijn met de feiten die aan bovengenoemde uitspraak van de Afdeling ten grondslag liggen. Eiser heeft geen authentieke identiteitsdocumenten overgelegd. De Tunesische autoriteiten zijn niet bekend met een persoon met de door eiser verstrekte personalia. Eiser verklaart wel de Tunesische nationaliteit te hebben en ook door de hulp van familie identiteitsdocumenten te kunnen verkrijgen. Hieruit blijkt al dat zicht op uitzetting niet ontbreekt omdat de Tunesische autoriteiten documenten op aanvraag van eiser zullen verstrekken. Ook verschillen de feiten in de onderhavige procedure met de feiten waarop de bovengenoemde uitspraak van de Afdeling betrekking heeft doordat verweerder beschikt over paspoortgegevens. Weliswaar is het mogelijk dat het paspoort vals of vervalst is. Eiser heeft dit echter niet verklaard en ook overigens zijn er (nog) geen indicaties dat dit het geval is. Vast staat dat eiser zich bij de Franse autoriteiten heeft gemeld om een visum aan te vragen en daarbij een paspoort heeft getoond dat door de Tunesische autoriteiten zou zijn afgegeven. Verder zijn er geen indicaties dat de Tunesische autoriteiten in het algemeen niet meewerken aan gedwongen terugkeer van zijn onderdanen en ten aanzien van eiser is vooralsnog niet gebleken dat dit anders is. Dat verweerder thans afhankelijk is van de Franse en Tunesische autoriteiten en moet rappelleren leidt op dit moment niet tot de conclusie dat verweerder niet in staat zal zijn om eiser uit te zetten.
13. De rechtbank concludeert dus dat zicht op uitzetting niet ontbreekt. Verweerder werkt voorts ook in de te toetsen periode voortvarend aan het vertrek van eiser door het houden van vertrekgesprekken en het rappelleren bij zowel de Franse als de Tunesische autoriteiten. Eiser frustreert het vertrekproces door geen identiteitsdocumenten aan te vragen en dat is de voornaamste oorzaak dat het vertrek nog niet kan plaatsvinden. Verweerder heeft weliswaar (nog) geen documenten om zijn rappellen bij de Franse en Tunesische autoriteiten te ondersteunen, maar kan wel onderbouwen dat eiser in Tunesië een visum bij de Franse autoriteiten heeft aangevraagd en welk document met welke gegevens hij daarbij heeft getoond. De rechtbank gaat er ook van uit dat verweerder de Tunesische autoriteiten mededeelt dat eiser heeft verklaard dat hij de Tunesische nationaliteit heeft, de taal spreekt en hij met behulp van zijn familie in staat is om identiteitsdocument verkrijgt maar hij dit simpelweg niet doet om de uitzetting te verhinderen. Verweerder heeft dus nog mogelijkheden om de uitzetting te effectueren en maakt ook voortvarend genoeg gebruik van die mogelijkheden. Eiser kan de duur van de bewaring verkorten door te voldoen aan zijn vertrekplicht en een identiteitsdocument te bemachtigen. Zodra eiser over een paspoort beschikt kan immers een vlucht worden geboekt en de maatregel worden opgegeven zodra eiser feitelijk vertrekt.
14. De rechtbank constateert ambtshalve geen onrechtmatigheden in de voortduring van de bewaringsmaatregel. De rechtbank wijst er wel op dat eiser in het vertrekgesprek dat heeft plaatsgevonden op 4 september 2023 tweemaal heeft verklaard dat hij als hij wordt vrijgelaten een asielaanvraag wil indienen. Verweerder heeft dit niet als een uiting van een actuele asielwens hoeven opvatten omdat eiser duidelijk verklaart niet vanuit bewaring een asielaanvraag te willen doen. Uit de verklaringen van eiser volgt niet dat verweerder nader heeft moeten motiveren waarom niet alsnog kon worden volstaan met de oplegging van een lichter middel. Op de vraag van de regievoerder hoe het met hem gaat heeft eiser verklaard dat “het wel gaat”. Van andere omstandigheden die een nadere motivering vereisen is niet gebleken.
15. Het beroep is dus ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.