ECLI:NL:RBDHA:2023:13842
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan een familielid. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 11 september 2023 uitspraak gedaan. Eiseres had haar aanvraag op 31 augustus 2022 ingediend, en volgens de Vreemdelingenwet 2000 diende verweerder binnen 90 dagen te beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, maar heeft uiteindelijk niet tijdig beslist. Eiseres heeft verweerder op 2 juni 2023 in gebreke gesteld en op 24 juni 2023 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden.
De rechtbank heeft eiseres vrijgesteld van griffierecht en heeft geoordeeld dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.