ECLI:NL:RBDHA:2023:13841

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
NL 23 18907
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar inzake machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaarschrift door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt Eritrese nationaliteit te hebben, heeft op 1 september 2020 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf ten behoeve van zijn zoon. Deze aanvraag werd op 26 februari 2021 afgewezen. Eiser maakte bezwaar, maar dit bezwaar werd op 20 januari 2022 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak op 28 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6402, het besluit van 20 januari 2022 vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Dit nieuwe besluit is echter niet genomen, wat heeft geleid tot het huidige beroep.

De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft verweerder op 7 juni 2023 in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken voordat het beroep op 29 juni 2023 werd ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder wordt opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken.

Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser ter hoogte van € 418,50 en moet het door eiser betaalde griffierecht van € 184 worden vergoed. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18907

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaarschrift.
Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Eritrese nationaliteit te hebben.
2. Op 1 september 2020 heeft [Naam 2] bij verweerder een aanvraag ingediend om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis ten behoeve van eiser. Hij stelt de zoon van eiser te zijn. Bij besluit van 26 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij besluit van 20 januari 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. In de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6402, is het besluit van 20 januari 2022 vernietigd en is verweerder opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2145, is het daartegen door verweerder ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard.
3. Er is nog geen nieuw besluit genomen op het bezwaar van eiser. Het beroep richt zich tegen het niet tijdig nemen van een besluit op dit bezwaar. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. In de voornoemde uitspraak van 28 juni 2022 is verweerder opgedragen om binnen acht weken na de datum van verzending van die uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar te nemen. Die termijn is op 23 augustus 2022 verstreken. Er is nog geen nieuw besluit bekendgemaakt. Eiser heeft verweerder op 7 juni 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat op 29 juni 2023 beroep is ingesteld. Het beroep is kennelijk gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit dient te worden vernietigd.
5. Uit artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb vloeit vervolgens voort dat moet worden bepaald dat binnen twee weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden alsnog een besluit zal worden bekendgemaakt. Er zijn door verweerder geen aanknopingspunten naar voren gebracht die ertoe nopen om met gebruikmaking van het derde lid een andere termijn te bepalen.
6. De rechtbank bepaalt op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een rechterlijke dwangsom verbeurt voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven ter hoogte van € 100 per dag met een maximum van € 7.500.
7. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
 draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit bekend te maken op het bezwaar van eiser;
 bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 (honderd euro) aan eiser verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500 (vijfenzeventighonderd euro);
 veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ter hoogte van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
 bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ter hoogte van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.