ECLI:NL:RBDHA:2023:13833
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres had eerder verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig was toegewezen. Gezien haar inkomen heeft de rechtbank dit verzoek definitief toegewezen.
Eiseres diende haar mvv-aanvraag in op 8 november 2022. Volgens de Vreemdelingenwet 2000 moet verweerder binnen 90 dagen beslissen, met de mogelijkheid tot verlenging. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, maar heeft binnen deze termijn geen besluit genomen. Eiseres heeft verweerder op 30 mei 2023 in gebreke gesteld en het beroep is op 26 juli 2023 ingesteld, wat tijdig is. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding, tot een maximum van € 7.500. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van € 1.442 aan verbeurde bestuurlijke dwangsommen en € 418,50 aan proceskosten aan eiseres.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om binnen de gestelde termijn alsnog een besluit bekend te maken.