ECLI:NL:RBDHA:2023:13830
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres had eerder verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig was toegewezen. Gezien haar inkomen en het ondertekende formulier, heeft de rechtbank dit verzoek definitief toegewezen.
Eiseres heeft haar mvv-aanvraag op 9 december 2022 ingediend. Volgens de Vreemdelingenwet 2000 moet verweerder binnen 90 dagen beslissen, met een mogelijke verlenging van drie maanden. De beslistermijn is verlengd tot 7 juni 2023, maar er is geen besluit genomen. Eiseres heeft verweerder op 23 juni 2023 in gebreke gesteld en het beroep is op 27 juli 2023 ingesteld, wat tijdig is. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen vier weken alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, maar in dit geval is er reden om een langere termijn van twintig weken te geven. Dit is gebaseerd op eerdere uitspraken van de Raad van State en de specifieke omstandigheden van de zaak.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.