ECLI:NL:RBDHA:2023:13818
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank, zittende in Middelburg, doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft op 13 december 2022 een mvv-aanvraag ingediend, waarover verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, binnen 90 dagen had moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn echter met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste beslisdatum op 11 juni 2023 viel. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiser verweerder op 19 juni 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 6 juli 2023 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank legt verweerder op om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en stelt een dwangsom van € 100 per dag in voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft verweerder aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen verbeurd, en de rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser ter hoogte van € 418,50, evenals de vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht van € 184. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om alsnog binnen de gestelde termijn een besluit bekend te maken.