5.1.De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat verweerder heeft nagelaten aan te tonen dat eiser onrechtmatig Nederland is binnengekomen of zijn verblijf op onrechtmatige wijze heeft verlengd. In dit kader is van belang dat uit het dossier volgt dat eiser in Oekraïne een tijdelijke verblijfsvergunning had, geldig tot 30 september 2022, en de gehoormedewerker in het aanmeldgehoor van 30 juli 2022 richting eiser verklaarde dat eiser in eerste instantie viel onder de speciale regeling voor derdelanders met geldig verblijf in Oekraïne. Omdat eiser op een bijeenkomst op 4 juli 2022 heeft aangegeven dat hij het daar niet mee eens was, is hij alsnog in de reguliere asielprocedure opgenomen. Deze verklaringen zijn zodanig gedetailleerd en specifiek dat de rechtbank geen aanleiding ziet om niet van deze verklaringen uit te gaan. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling ter zitting dat eiser niet onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming viel, en dus niet uitgegaan kan worden van de verklaringen in het aanmeldgehoor van de beslismedewerker. Het had op verweerders weg gelegen om dan uit te leggen waarom eiser niet onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming valt. Dit heeft verweerder nagelaten. Daar komt bij dat uit de verklaringen in het aanmeldgehoor volgt dat ook verweerder in de veronderstelling was dat eiser rechtmatig verblijf had, zodat de rechtbank van oordeel is dat ook al zou blijken dat eiser geen rechtmatig verblijf had de onduidelijkheid hierover maakt dat het niet verwijtbaar is dat eiser niet eerder asiel heeft aangevraagd.
6. Nu verweerder ten onrechte eisers asielaanvraag kennelijk ongegrond heeft verklaard, komt de grondslag aan het bestreden besluit te ontvallen.Dit betekent dat enkel en alleen al om deze reden het beroep grond is. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Met het oog op finale geschilbeslechting, ziet de rechtbank aanleiding om te onderzoeken of de rechtgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk gemotiveerd heeft waarom eiser met zijn verklaringen zijn problemen met Al-Shabaab niet aannemelijk heeft gemaakt. Het betoog van eiser dat verweerder zijn feitelijke werkzaamheden voor de rechtbank niet daadwerkelijk heeft vastgesteld, treft geen doel. Uit het voornemen en bestreden besluit volgt namelijk dat verweerder eisers verklaringen over deze werkzaamheden geloofwaardig vindt. Voor zover eiser hiermee beoogt zijn eigen risico-inschatting van de klus voor de rechtbank, die hij als laag inschatte, te nuanceren, kan ook dit hem niet baten. Verweerder heeft de door eiser verschafte context betrokken bij de besluitvorming, maar daaraan niet de waarde toegekend die eiser daaraan toekent mede omdat verweerder eisers problemen ook om andere redenen niet geloofwaardig vindt. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze redenen voldoende om verweerders standpunt te dragen dat eisers problemen met Al-Shabaab niet geloofwaardig zijn. In dit kader hecht verweerder terecht waarde aan eisers verklaring dat hijzelf al bedenkingen had dat het anonieme telefoontje afkomstig was van Al-Shabaab, omdat concurrenten dit ook als tactiek gebruikten om klussen afhandig te maken. Verweerder heeft dit relevant kunnen vinden.
Daar komt bij dat verweerder het bevreemdend heeft kunnen vinden dat na de eerste inval in zijn woning eiser niet rechtstreeks met zijn vrouw heeft gesproken, maar is ondergedoken zonder zijn gezin. Zijn vrouw is tijdens deze inval geslagen en tegen de grond gewerkt, terwijl zij hoogzwanger was. Verweerder stelt in redelijkheid dat deze omstandigheden het bevreemdend maken dat hij niet is nagegaan bij zijn vrouw hoe het met haar was door haar telefonisch te spreken, zeker gelet op het gegeven dat hij het anonieme telefoontje met haar heeft besproken. Dat hij van familieleden heeft begrepen dat het goed met haar ging en hij haar niet overstuur wilde maken, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Hetzelfde geldt voor het incident waarbij zijn collega [naam] zwaargewond is geraakt. Juist nu eiser het vermoeden had dat Al-Shabaab hierachter zat en hij vaker met [naam] had samengewerkt, vindt verweerder het niet ten onrechte bevreemdend dat eiser niet bij [naam], of zijn familieleden, heeft geïnformeerd naar wat er precies is gebeurd. Weliswaar zou eiser via vrienden hebben gehoord dat [naam] was aangevallen, maar wat er precies is gebeurd weet hij. Dit heeft verweerder bevreemdend mogen vinden, temeer nu dit incident voor eiser doorslaggevend was om het land te verlaten. Daar komt bij dat eiser niet meer weet van welke vriend hij dit heeft gehoord, terwijl hij dit telefonisch heeft gehoord. Dit alles maakt dat verweerder niet ten onrechte stelt dat het slechts vermoedens zijn van eiser dat Al-Shabaab achter het telefoontje en deze incidenten zat.
8. Verweerder heeft verder eiser terecht tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over wanneer hij is ondergedoken. Zo heeft eiser in het nader gehoor verklaard dat hij op het moment van de aanval op 18 april al was ondergedoken, terwijl hij op dat moment niet wist dat Al-Shabaab achter het telefoontje zat. Dat hij bedoelde dat hij pas na 18 april is ondergedoken blijkt niet uit zijn verklaringen. Ook heeft verweerder eiser kunnen tegenwerpen dat hij na een visumaanvraag in Kenia is teruggekeerd naar Somalië om daar nog een aantal weken te verblijven zonder problemen en hij in Oekraïne geen asiel heeft aangevraagd. Dit alles doet afbreuk aan zijn gestelde vrees voor Al-Shabaab.
9. Verweerder heeft tot slot ook deugdelijk gemotiveerd dat de tweede inval in eisers woning na zijn vertrek uit Somalië ongeloofwaardig is. In dit kader is relevant dat eisers verklaringen over de eerste inval en het incident met [naam] ongeloofwaardig zijn. Daar komt bij dat deze tweede inval 8 maanden na eisers vertrek heeft plaatsgevonden, zonder dat er in de tussenliggende periode andere incidenten hebben plaatsgevonden terwijl Al-Shabaab wist waar eisers gezin woonde. Ook vindt verweerder het niet ten onrechte bevreemdend dat het gezin niet eerder is ondergedoken. Dit alles doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van deze inval en maakt dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het niet aannemelijk is dat de brandwonden van eisers dochter zijn veroorzaak door Al-Shabaab. De overgelegde foto’s maken dit niet anders, mede omdat uit de foto’s niet de oorzaak van de brandwonden blijk.