ECLI:NL:RBDHA:2023:13782

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
NL23.22584
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag Somaliër afgewezen; rechtbank vernietigt besluit en oordeelt dat verweerder niet heeft aangetoond dat eiser onrechtmatig Nederland is binnengekomen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Somalische nationaliteit hebbende man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 1 augustus 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat verweerder meende dat eiser niet direct asiel had aangevraagd bij binnenkomst in Nederland. Eiser had echter tot 4 juli 2022 rechtmatig verblijf in Nederland onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, wat verweerder niet had onderkend. De rechtbank heeft op 22 augustus 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. Eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft met Al-Shabaab, wat de reden was voor zijn vlucht uit Somalië. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende bewijs heeft geleverd dat eiser onrechtmatig Nederland is binnengekomen of zijn verblijf onrechtmatig heeft verlengd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en oordeelt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven, wat betekent dat eiser geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hoeft te krijgen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22584

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Wischhoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 1 augustus 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de heer S. Mahed als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1997 en de Somalische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 19 april 2022 een asielaanvraag ingediend en daaraan ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft met Al-Shabaab. Eiser was werkzaam in Mogadishu als elektricien en heeft via een vriend een klus aangenomen bij de rechtbank om het elektriciteitssysteem te vernieuwen. Hij is op 10 april 2021 begonnen aan deze klus. Op 12 april 2021 is eiser anoniem gebeld, waarbij de man aan de telefoon aangaf dat hij namens Al-Shabaab belde. Hij vroeg eiser om goederen van Al-Shabaab de rechtbank mee in te nemen. Toen eiser dit weigerde, maakte de man eiser duidelijk dat hij hierdoor problemen zou krijgen. Eiser is direct gestopt met zijn werkzaamheden bij de rechtbank. Op 18 april 2021 zijn er personen van Al-Shabaab bij eisers huis geweest op zoek naar hem en hebben zijn vrouw mishandeld. Zijn collega [naam] is volgens eiser op 4 juni 2021 door personen van Al-Shabaab mishandeld. Eiser heeft in dit alles aanleiding gezien om Somalië te ontvluchten. Hij heeft in Kenia een visum voor Oekraïne aangevraagd en op 7 september 2021 heeft hij Somalië verlaten. Op 11 mei 2022 is Al-Shabaab nogmaals bij eisers huis geweest, waarbij zijn dochter gewond is geraakt.
3. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar niet dat hij problemen heeft met Al-Shabaab. Dit betekent volgens verweerder dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser niet direct bij binnenkomst asiel heeft aangevraagd. [1]
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
4. Eiser betoogt allereerst dat verweerder zijn asielaanvraag ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard. Hij had tot 4 juli 2022 rechtmatig verblijf in Nederland, omdat hij onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming viel en dus niet verplicht was om een asielaanvraag in te dienen. Ook had hij gegronde redenen om pas op 16 april 2022 zijn asielaanvraag in te dienen. Vanwege de crisissituatie bij Ter Apel was het voor hem namelijk niet mogelijk om een asielaanvraag in te dienen.
Verder betoogt eiser dat verweerder ten onrechte zijn asielrelaas ongeloofwaardig vindt. Verweerder werpt hem ten onrechte tegen dat hij geen bewijs heeft overgelegd van zijn problemen met Al-Shabaab. Ook heeft verweerder ten onrechte nagelaten om vast te stellen of eiser daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht voor de rechtbank, terwijl dit bijdraagt aan de geloofwaardigheid. Verder vindt verweerder het ten onrechte ongeloofwaardig dat hij is bedreigd, nu hij hierover consistente en authentieke verklaringen heeft afgelegd. Dat hij niet zeker wist wie de beller was, is juist eerlijk. Verweerder laat daarbij ten onrechte buiten beschouwing dat de invallen in zijn huis bevestigen dat Al-Shabaab achter het telefoontje zat. Verweerder werpt hem ook ten onrechte tegen dat hij geen contact heeft opgenomen met zijn vrouw na de eerste inval in hun huis en hij geen contact heeft opgenomen met [naam] nadat [naam] is aangevallen. Tot slot werpt verweerder hem ten onrechte tegen dat hij wisselende verklaringen heeft afgelegd over het onderduiken en hecht verweerder ten onrechte geen waarde aan de foto’s van de brandwonden van zijn dochter die zijn veroorzaakt door Al-Shabaab bij de inval van 11 mei 2022.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Kennelijk ongegrond verklaring
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder een asielaanvraag kan afwijzen als kennelijk ongegrond wanneer de vreemdeling zonder gegronde reden zich niet zo snel als mogelijk meldt met zijn verzoek om internationale bescherming wanneer hij Nederland onrechtmatig is binnengekomen of zijn verblijf op onrechtmatige wijze heeft verlengd. [2]
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat verweerder heeft nagelaten aan te tonen dat eiser onrechtmatig Nederland is binnengekomen of zijn verblijf op onrechtmatige wijze heeft verlengd. In dit kader is van belang dat uit het dossier volgt dat eiser in Oekraïne een tijdelijke verblijfsvergunning had, geldig tot 30 september 2022, en de gehoormedewerker in het aanmeldgehoor van 30 juli 2022 richting eiser verklaarde dat eiser in eerste instantie viel onder de speciale regeling voor derdelanders met geldig verblijf in Oekraïne. Omdat eiser op een bijeenkomst op 4 juli 2022 heeft aangegeven dat hij het daar niet mee eens was, is hij alsnog in de reguliere asielprocedure opgenomen. Deze verklaringen zijn zodanig gedetailleerd en specifiek dat de rechtbank geen aanleiding ziet om niet van deze verklaringen uit te gaan. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling ter zitting dat eiser niet onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming viel, en dus niet uitgegaan kan worden van de verklaringen in het aanmeldgehoor van de beslismedewerker. Het had op verweerders weg gelegen om dan uit te leggen waarom eiser niet onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming valt. Dit heeft verweerder nagelaten. Daar komt bij dat uit de verklaringen in het aanmeldgehoor volgt dat ook verweerder in de veronderstelling was dat eiser rechtmatig verblijf had, zodat de rechtbank van oordeel is dat ook al zou blijken dat eiser geen rechtmatig verblijf had de onduidelijkheid hierover maakt dat het niet verwijtbaar is dat eiser niet eerder asiel heeft aangevraagd.
Tussenconclusie
6. Nu verweerder ten onrechte eisers asielaanvraag kennelijk ongegrond heeft verklaard, komt de grondslag aan het bestreden besluit te ontvallen. [3] Dit betekent dat enkel en alleen al om deze reden het beroep grond is. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Met het oog op finale geschilbeslechting, ziet de rechtbank aanleiding om te onderzoeken of de rechtgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten. [4]
Problemen met Al-Shabaab
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk gemotiveerd heeft waarom eiser met zijn verklaringen zijn problemen met Al-Shabaab niet aannemelijk heeft gemaakt. Het betoog van eiser dat verweerder zijn feitelijke werkzaamheden voor de rechtbank niet daadwerkelijk heeft vastgesteld, treft geen doel. Uit het voornemen en bestreden besluit volgt namelijk dat verweerder eisers verklaringen over deze werkzaamheden geloofwaardig vindt. Voor zover eiser hiermee beoogt zijn eigen risico-inschatting van de klus voor de rechtbank, die hij als laag inschatte, te nuanceren, kan ook dit hem niet baten. Verweerder heeft de door eiser verschafte context betrokken bij de besluitvorming, maar daaraan niet de waarde toegekend die eiser daaraan toekent mede omdat verweerder eisers problemen ook om andere redenen niet geloofwaardig vindt. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze redenen voldoende om verweerders standpunt te dragen dat eisers problemen met Al-Shabaab niet geloofwaardig zijn. In dit kader hecht verweerder terecht waarde aan eisers verklaring dat hijzelf al bedenkingen had dat het anonieme telefoontje afkomstig was van Al-Shabaab, omdat concurrenten dit ook als tactiek gebruikten om klussen afhandig te maken. Verweerder heeft dit relevant kunnen vinden.
Daar komt bij dat verweerder het bevreemdend heeft kunnen vinden dat na de eerste inval in zijn woning eiser niet rechtstreeks met zijn vrouw heeft gesproken, maar is ondergedoken zonder zijn gezin. Zijn vrouw is tijdens deze inval geslagen en tegen de grond gewerkt, terwijl zij hoogzwanger was. Verweerder stelt in redelijkheid dat deze omstandigheden het bevreemdend maken dat hij niet is nagegaan bij zijn vrouw hoe het met haar was door haar telefonisch te spreken, zeker gelet op het gegeven dat hij het anonieme telefoontje met haar heeft besproken. Dat hij van familieleden heeft begrepen dat het goed met haar ging en hij haar niet overstuur wilde maken, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Hetzelfde geldt voor het incident waarbij zijn collega [naam] zwaargewond is geraakt. Juist nu eiser het vermoeden had dat Al-Shabaab hierachter zat en hij vaker met [naam] had samengewerkt, vindt verweerder het niet ten onrechte bevreemdend dat eiser niet bij [naam], of zijn familieleden, heeft geïnformeerd naar wat er precies is gebeurd. Weliswaar zou eiser via vrienden hebben gehoord dat [naam] was aangevallen, maar wat er precies is gebeurd weet hij. Dit heeft verweerder bevreemdend mogen vinden, temeer nu dit incident voor eiser doorslaggevend was om het land te verlaten. Daar komt bij dat eiser niet meer weet van welke vriend hij dit heeft gehoord, terwijl hij dit telefonisch heeft gehoord. Dit alles maakt dat verweerder niet ten onrechte stelt dat het slechts vermoedens zijn van eiser dat Al-Shabaab achter het telefoontje en deze incidenten zat.
8. Verweerder heeft verder eiser terecht tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over wanneer hij is ondergedoken. Zo heeft eiser in het nader gehoor verklaard dat hij op het moment van de aanval op 18 april al was ondergedoken, terwijl hij op dat moment niet wist dat Al-Shabaab achter het telefoontje zat. Dat hij bedoelde dat hij pas na 18 april is ondergedoken blijkt niet uit zijn verklaringen. Ook heeft verweerder eiser kunnen tegenwerpen dat hij na een visumaanvraag in Kenia is teruggekeerd naar Somalië om daar nog een aantal weken te verblijven zonder problemen en hij in Oekraïne geen asiel heeft aangevraagd. Dit alles doet afbreuk aan zijn gestelde vrees voor Al-Shabaab.
9. Verweerder heeft tot slot ook deugdelijk gemotiveerd dat de tweede inval in eisers woning na zijn vertrek uit Somalië ongeloofwaardig is. In dit kader is relevant dat eisers verklaringen over de eerste inval en het incident met [naam] ongeloofwaardig zijn. Daar komt bij dat deze tweede inval 8 maanden na eisers vertrek heeft plaatsgevonden, zonder dat er in de tussenliggende periode andere incidenten hebben plaatsgevonden terwijl Al-Shabaab wist waar eisers gezin woonde. Ook vindt verweerder het niet ten onrechte bevreemdend dat het gezin niet eerder is ondergedoken. Dit alles doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van deze inval en maakt dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het niet aannemelijk is dat de brandwonden van eisers dochter zijn veroorzaak door Al-Shabaab. De overgelegde foto’s maken dit niet anders, mede omdat uit de foto’s niet de oorzaak van de brandwonden blijk.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond. Uit het bovenstaande volgt dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand kan blijven. Verweerder heeft eiser geen inreisverbod opgelegd en hem ook geen vertrektermijn onthouden en de feitelijke gevolgen, zoals een kortere termijn voor het instellen van beroep, kunnen naar hun aard niet ongedaan worden gemaakt. Dit alles maakt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand kunnen blijven. [5] Verweerder hoeft eiser geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
11. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de vergoeding van eisers proceskosten tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend
binnen één weekna de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, en artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (de Vw 2000).
2.Zie artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000 en paragraaf C2/7.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 3 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2999).
4.Op grond van artikel 8:72, tweede en derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1331, r.o. 6.1 en 9).