ECLI:NL:RBDHA:2023:13588

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
NL23.23723
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 25 april 2023 en is sindsdien al drie keer eerder getoetst. De rechtbank heeft op 29 augustus 2023 geoordeeld dat het beroep ongegrond is en dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Palanciyan, heeft aangevoerd dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onvoldoende voortvarend handelt in de uitzetting, terwijl zijn identiteit sinds 3 mei 2023 vaststaat. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de staatssecretaris op 7 augustus 2023 contact heeft gehad met de Marokkaanse autoriteiten en dat er een vertrekgesprek met eiser heeft plaatsgevonden. Eiser heeft aangegeven bereid te zijn om een brief te schrijven aan de Marokkaanse vertegenwoordiging, maar de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld. De rechtbank heeft geen gronden gevonden om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet zijn voldaan. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen en wordt het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23723

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, v-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. H. Palanciyan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 25 april 2023.
2. De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al drie maal eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 15 mei 2023. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 22 juni 2023. [2] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 25 juli 2023. [3]
3. De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
4. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 24 augustus 2023 gesloten en bepaald dat de zaak niet op een zitting wordt behandeld.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de zogenoemde beroepsgronden.
6. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
7. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [4]
7.1.
Uit de uitspraak van 25 juli 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 18 juli 2023) rechtmatig is.
Heeft de staatssecretaris voldoende voortvarend gehandeld?
8. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. Eiser zit sinds 25 april 2023 in vreemdelingebewaring. Zijn identiteit staat sinds 3 mei 2023 vast. Eiser heeft geen aliassen gebruikt. Zekerheidshalve merkt eiser op dat de staatssecretaris hem in 2019 ongewenst heeft verklaard en dus al jaren zijn persoonlijke gegevens kent. Er is geen verandering gekomen in de zaak van eiser sinds de laatste toetsing van de maatregel. Een persoonlijke presentatie is volgens eiser niet nodig, zijn gegevens zijn bekend en worden ook niet betwist door de Marokkaanse autoriteiten. Verder heeft eiser aangegeven dat hij bereid is om een brief te schrijven aan de Marokkaanse vertegenwoordiging. De staatssecretaris heeft tot op heden geen vooruitgang geboekt met betrekking tot de uitzetting.
8.1.
Het betoog van eiser slaagt niet. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat de staatssecretaris op 7 augustus 2023 de Marokkaanse autoriteiten heeft gerappelleerd en dat er eveneens op 7 augustus 2023 een vertrekgesprek met eiser heeft plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft eiser toegezegd een brief aan de Marokkaanse autoriteiten te zullen schrijven. De staatssecretaris heeft de te volgens procedure hiervoor aan eiser uitgelegd. In aanmerking genomen dat eiser tijdens eerdere vertrekgesprekken nog aangaf geen stappen te hebben ondernomen om terugkeer naar Marokko mogelijk te maken en een eerder geplande presentatie geen doorgang kon vinden omdat eiser weigerde te verschijnen, bestaat geen aanleiding om meer van de staatssecretaris te verwachten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?9. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [5]

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
J. de Graaf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 15 mei 2023, zaaknummer NL23.12874 (niet gepubliceerd).
2.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 22 juni 2023, zaaknummer NL23.16974 (niet gepubliceerd).
3.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 25 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11391.
4.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
5.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.