ECLI:NL:RBDHA:2023:11391

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.20187
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het voortduren van de maatregel van bewaring van eiser beoordeeld. De maatregel is opgelegd op 25 april 2023 en is al eerder getoetst door de rechtbank. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 18 juli 2023 en bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig is. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure, ondanks de argumenten van eiser dat er geen voortgang is. De rechtbank wijst erop dat er een vertrekgesprek heeft plaatsgevonden en dat eiser geen medewerking verleent aan het verkorten van de bewaringsduur. De rechtbank concludeert dat er geen grond is om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel niet zijn voldaan. De uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, in aanwezigheid van griffier mr. N. El-Amrani, en is uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20187

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H. Palanciyan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het voortduren van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze maatregel is opgelegd op 25 april 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al twee maal eerder getoetst. Op het eerste beroep bij uitspraak van 15 mei 2023. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 22 juni 2023. [2]
1.2.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding. De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 18 juli 2023 en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt daarom of het voortduren van de maatregel rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [3]
5. Uit de uitspraak van 22 juni 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 20 juni 2023) rechtmatig is.
Werkt de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting?
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. Er is volgens eiser geen verandering gekomen in de zaak sinds de laatste beoordeling door de rechtbank. De laatste vertrekhandeling dateert van 3 juli 2023. Eiser stelt dat een presentatie in persoon in zijn geval niet noodzakelijk is. Zijn personalia zijn namelijk al enige tijd bekend bij de staatssecretaris en deze zijn ook niet betwist door de Marokkaanse autoriteiten. Daar komt volgens eiser bij dat er doorgaans geen presentaties plaatsvinden. Verder stelt eiser dat rappelleren ook geen verandering heeft teweeggebracht.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de voortgangsrapportage van 13 juli 2023 blijkt dat er op 3 juli 2023 een vertrekgesprek heeft plaatsgevonden. Uit dit gesprek zijn geen omstandigheden gebleken waardoor de maatregel van bewaring niet langer zou kunnen voortduren. Dat een presentatie niet noodzakelijk is en doorgaans geen doorgang vind, volgt de rechtbank niet. Uit het verslag van het vertrekgesprek van 3 juli blijkt namelijk dat er een prestentatie was gepland op 13 juni 2023, maar dat eiser weigerde te verschijnen. Verder is op 29 juni 2023 gerappelleerd en heeft de staatssecretaris kenbaar gemaakt dat er een nieuwe presentatie wordt gepland. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt. In aanmerking genomen dat eiser geen medewerking verleent aan het verkorten van de bewaringsduur, bestaat geen aanleiding om meer van de staatssecretaris te verwachten.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
7. Los van de door eiser aangevoerde grond, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [4]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 15 mei 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2777.
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 22 juni 2023, zaaknummer NL23.16974 (niet gepubliceerd).
3.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
4.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.