ECLI:NL:RBDHA:2023:13565
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging
In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft op 1 september 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had op 13 december 2022 de aanvraag ingediend, en de staatssecretaris had de beslistermijn verlengd met drie maanden, waardoor een besluit uiterlijk op 13 juni 2023 genomen had moeten worden. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiseres de staatssecretaris op 11 juli 2023 in gebreke gesteld en op 1 augustus 2023 het beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldoet. De rechtbank heeft vervolgens de staatssecretaris opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.