ECLI:NL:RBDHA:2023:13564
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben eisers, bestaande uit een eiseres en haar minderjarige kind, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft op 1 september 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De eisers hebben verzocht om vrijstelling van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eisers hebben hun aanvraag op 12 januari 2023 ingediend, en de beslistermijn was verlengd tot 12 juli 2023. Aangezien er geen besluit is genomen, is het beroep tijdig ingediend op 28 juli 2023. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt de staatssecretaris een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt hem tot betaling van de proceskosten van eisers ter hoogte van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.