In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam01]. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, alsook van de standpunten van de moeder, de pleegouders en de gecertificeerde instelling. De moeder is belast met het ouderlijk gezag en [naam01] verblijft bij de pleegouders. De kinderrechter heeft eerder een gezagsbeëindiging van de moeder uitgesproken, maar deze is door het gerechtshof vernietigd. De gecertificeerde instelling heeft een geschil voorgelegd over het perspectiefbesluit dat op 8 juni 2023 is genomen, waarbij zij verzoekt om te bevestigen dat dit besluit op goede gronden is genomen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote behoefte aan duidelijkheid is bij alle betrokkenen, maar oordeelt dat het perspectiefbesluit prematuur is genomen. De kinderrechter wijst erop dat er nog een hoger beroep loopt over de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, en dat het perspectief van [naam01] in die procedure aan de orde zal komen. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat er tegenstrijdige standpunten zijn binnen de gecertificeerde instelling zelf over het perspectief van [naam01].
Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek van de gecertificeerde instelling afgewezen, met de overweging dat de situatie van de minderjarige en de betrokkenheid van de Raad voor de Kinderbescherming in deze kwestie mogelijk van belang zijn. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 5 september 2023.