In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en verweerder over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiser, geboren in 1970 met de Marokkaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met het doel 'familie en gezin'. De aanvraag werd afgewezen door verweerder, die stelde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor de gevraagde vergunning, ondanks de erkenning van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met zijn broer in Nederland.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangenafweging die door verweerder is gemaakt, niet deugdelijk is gemotiveerd. Eiser heeft aangevoerd dat hij lijdt aan ernstige medische problemen en dat zijn broer essentieel is voor zijn mantelzorg. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke omstandigheden van eiser en de impact van zijn terugkeer naar Marokko. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens zijn de proceskosten van eiser vergoed.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangenafweging niet in overeenstemming was met de vereiste 'fair balance' zoals voorgeschreven door het EVRM, en dat verweerder niet alle relevante feiten en omstandigheden in de belangenafweging heeft betrokken. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen connexiteit meer was.