ECLI:NL:RBDHA:2023:13417
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F. Boone, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 29 september 2022 is ingediend en dat de staatssecretaris binnen 90 dagen een besluit had moeten nemen, met de mogelijkheid tot verlenging van maximaal drie maanden. De beslistermijn is verstreken zonder dat er een besluit is genomen, en eiseres heeft de staatssecretaris op 25 mei 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Het beroep is op 27 juli 2023 ingesteld, en de rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak toegelicht.