ECLI:NL:RBDHA:2023:13409
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Eiseres heeft op 16 november 2022 haar aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris heeft niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen beslist, en heeft deze termijn bovendien met drie maanden verlengd. Eiseres heeft de staatssecretaris op 23 mei 2023 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 17 juli 2023 is ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft eiseres vrijstelling van het griffierecht toegewezen en heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 418,50, omdat het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft aangegeven dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval, wat aanleiding geeft tot een langere beslistermijn. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.