ECLI:NL:RBDHA:2023:13389

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
632638
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Merkinbreuk en tekortkoming in distributieovereenkomst tussen Grandslam Darts & Sports B.V. en gedaagden

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Grandslam Darts & Sports B.V. en twee gedaagden over merkinbreuk en tekortkomingen in de nakoming van een distributieovereenkomst. Grandslam, een Belgische rechtspersoon, vorderde dat de gedaagden zouden worden veroordeeld om iedere inbreuk op het merk te staken en inzage te geven in hun verkoopgegevens. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden inbreuk hadden gemaakt op het merk door dartbordverlichtingen en -standaarden aan te bieden zonder toestemming van Grandslam. De rechtbank stelde vast dat de gedaagden tekort waren geschoten in hun verplichtingen uit de distributieovereenkomst, die in 2018 was gesloten. De rechtbank oordeelde dat de exclusieve distributieovereenkomst tussen Grandslam en de gedaagden niet was opgeheven en dat de gedaagden niet de overeengekomen hoeveelheden aan Grandslam hadden geleverd. De rechtbank heeft de vorderingen van Grandslam grotendeels toegewezen, inclusief de vordering tot schadevergoeding, en de gedaagden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummer / rolnummer: C/09/632638 / HA ZA 22-613
Vonnis van 30 augustus 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
GRANDSLAM DARTS & SPORTS B.V.,
te Temse (België),
eiseres,
advocaat: mr. E.J.C. van Gelderen te Zeist,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats] ,
gedaagden,
advocaat: mr. A.A.G. Balkenende te Katwijk.
Eiseres zal hierna Grandslam genoemd worden. Gedaagden zullen gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden en afzonderlijk “ [gedaagde 1] ” en “ [gedaagde 2] ”.
De zaak is voor Grandslam inhoudelijk behandeld voor mr. Van Gelderen voornoemd en mr. A. Hosseini, advocaten te Zeist, en voor [gedaagden] door mr. Balkenende voornoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 juli 2022 met producties EP01 t/m EP21;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 7 september 2022 met producties GP01 t/m GP09;
- het tussenvonnis van 26 oktober 2022 waarin een mondelinge behandeling tussen partijen is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende akte nadere producties van 30 november 2022 met producties EP22 t/m EP24;
- de akte overlegging nadere producties van Grandslam van 30 januari 2023 met producties EP25 en EP26;
- de akte aanvulling van eis tevens overleggen producties van [gedaagden] van 21 februari 2023 met producties GP10 en GP11;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 maart 2023 en de daarin opgenomen pleitnota van Grandslam.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

Partijen en het merk
2.1.
De heer [naam] (hierna: ‘ [naam] ’) is in 1980 onder de naam [bedrijf 1] (hierna: ‘ [bedrijf 1] ’) een groothandel gestart in sport- en spelartikelen, waaronder dartartikelen. [bedrijf 1] was distributeur van diverse in de branche bekende merken. [bedrijf 1] bracht eigen producten op de markt onder het merk ‘Grandslam’, waaronder verlichting en standaards voor dartboards.
2.2.
[naam] is – voor zover hier relevant - houder van het op 10 augustus 2004 onder nummer 751822 voor onder meer waren in de klassen 20 en 28 ingeschreven Benelux-beeldmerk (met woordelementen) (hierna: ‘het merk’):
Klasse 20 ziet onder meer op ‘kasten voor de dartboards of dartsport’
Klasse 28 ziet onder meer op ‘spellen, speelgoederen, sportartikelen voor zover niet begrepen in andere klassen; darts, dartboards en scoreboards voor de dartsport’.
2.3.
Grandslam is een in 2019 naar Belgisch recht door de dochter van [naam] opgerichte besloten vennootschap. Grandslam heeft de werkzaamheden en contracten van [bedrijf 1] overgenomen en vanaf 1 januari 2020 voortgezet. Bij e-mail van 16 december 2019 heeft [bedrijf 1] over de overname door Grandslam de volgende mail aan haar zakelijke contacten, waaronder [gedaagde 1] (gedaagde 1), gestuurd:
In reactie op deze mail heeft [gedaagde 1] op dezelfde dag een bestelling gedaan van – onder meer – afgeprijsde Winmau-producten.
2.4.
Grandslam heeft van [naam] een exclusieve licentie verkregen om het merk te gebruiken en in rechte te handhaven.
2.5.
[gedaagde 1] heeft op 12 mei 2015 [bedrijf 2] ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als zijn eenmanszaak. Op 1 januari 2020 is de eenmanszaak omgezet naar een vennootschap onder firma onder de naam [bedrijf 3] , met als vennoten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (gedaagden 1 en 2). De vennootschap onder firma is per 1 januari 2022 ontbonden, wat op 22 juni 2022 in het register van de Kamer van Koophandel is geregistreerd. Zowel de eenmanszaak als de vennootschap onder firma maakten gebruik van de handelsnaam ‘ [bedrijf 2] ’ voor leveringen aan particulieren en van de naam ‘ [bedrijf 4] ’ voor leveringen aan winkels en andere tussenhandelaren. Per 1 januari 2022 heeft [gedaagde 1] de verschillende onderdelen ondergebracht in besloten vennootschappen. [bedrijf 2] B.V. houdt zich bezig met de verkoop aan particulieren. [bedrijf 5] is nu de groothandel voor levering aan professionele partijen. Waar hierna wordt gesproken over [bedrijf 2] gaat het om de onderneming van [gedaagde 1] (en [gedaagde 2] ) die zich richt op particulieren. De groothandel zal hierna verder worden aangeduid als [bedrijf 4] , of als het specifiek gaat om de groothandel na 1 januari 2022 als [bedrijf 5] .
2.6.
[bedrijf 4] maakt onder meer dartboardverlichtingen en dartboardstandaarden. De winkel van [bedrijf 2] wordt mede bevoorraad door [bedrijf 4] . [bedrijf 2] verkoopt op een fysieke locatie en online via de website [internetsite 1] . Het assortiment wordt verder ingekocht bij verschillende groothandels, waaronder (eerst) [bedrijf 1] en (nu) Grandslam. [bedrijf 4] exploiteert een website, tot 1 januari 2022 geheten [internetsite 2] .
De afspraken over de ‘ [gedaagden] Basic’-verlichtingen en de correspondentie daarover
2.7.
[gedaagden] heeft vier verschillende types verlichting voor dartboards ontwikkeld: de ‘ [gedaagden] Basic’ (een verlichting zonder bekleding van 60 cm doorsnede), de ‘ [gedaagden] Basic XL’ (een verlichting zonder bekleding van 70 cm doorsnede), de ‘ [gedaagden] Deluxe’ (een verlichting met bekleding van 60 cm doorsnede), en de ‘ [gedaagden] SuperDeLuxe’ (een verlichting met bekleding van 70 cm doorsnede). In de periode september-oktober 2018 zijn tussen [bedrijf 1] en [gedaagde 1] afspraken gemaakt over de levering door [bedrijf 4] aan en distributie door [bedrijf 1] van de ‘ [gedaagden] Basic’ en de ‘ [gedaagden] Basic XL’.
2.8.
De afspraken tussen [gedaagden] en [bedrijf 1] zijn vastgelegd in een e-mail van 25 september 2018 (hierna: ‘de overeenkomst’). Hierin schrijft [gedaagde 1] – voor zover van belang – aan [naam] :
“Goedenavond (…),
(…)
ik zal hieronder nog even de afspraken samenvatten, zodat we het helder hebben.
- In de dozen passen 2 stuks verlichtingen.
- Per zending kunnen 4 stuks verstuurd worden, dit door 2 dozen aan elkaar te plakken.
- Stickers met ean code en product omschrijving word meegeleverd
- Totaal worden er 60 zwart, 40 rood en 20 blauw geleverd, zoals op de factuur vermeld staat.
- De GS led dartverlichtingen worden geleverd inclusief adapter.
- De drie adapters die je nog tegoed had, neem ik mee.
(…)
[bedrijf 4]
Zodra jij alles gecommuniceerd hebt naar jou klanten, gaan wij stoppen met het verkopen naar onze [gedaagden] klanten. Hiervan stellen wij wel onze klanten op de hoogte, dat ze voortaan alles kunnen afnemen bij [bedrijf 6] . Graag hiervoor jou akkoord dat wij jou naam communiceren.
Aangezien wij meerdere producten hebben, zoals de [gedaagden] Basic XL, [gedaagden] dartbordverlichting (geheel gestoffeerd) en [gedaagden] dartbordverlichting XL (geheel gestoffeerd) moeten wij hierover nog afspraken maken. Dit gaan we maandag bespreken.
[bedrijf 2]
zal nog steeds alle [gedaagden] dartbordverlichtingen verkopen.
Wij gaan de GS led dartbordverlichtingen toevoegen aan ons assortiment, om zodoende geen overeenkomst te laten zien aan de rest van de wereld.
Wij hebben dan 2 soorten verlichtingen voor de klanten, maar zelf weten we beter :-)”
2.9.
[naam] heeft op diezelfde dag op de hiervoor weergegeven e-mail geantwoord:
‘ok zover!!’
2.10.
In een e-mail gedateerd 7 september 2018 schrijft [gedaagde 1] naar aanleiding van een vraag van een klant aan [naam] :
“Goedemorgen (…),
Zojuist hebben wij een aanvraag binnen gekregen van Dartshop Brugge om onze verlichtingen af te nemen.
Is het goed als ik hem vertel dat [bedrijf 1] onze distributeur is vanaf vandaag?
Zodoende kan hij bij jou bestellen.
(…)”
2.11.
Op 2 oktober 2018 schrijft [gedaagde 1] in vervolg hierop aan een afnemer:
“Goedemiddag,
Per 1 oktober heeft [bedrijf 1] onze Basic verlichting overgenomen.
Dit betekent dat je voortaan alle Basic verlichtingen kan bestellen bij [bedrijf 1] .
Deze verlichting heeft ook een andere naam gekregen, zie informatie hieronder.
Onderstaande prijzen die gecommuniceerd worden naar andere winkeliers gelden niet voor jullie.
Met[voornaam [naam] ]
hebben wij de afspraak gemaakt dat jullie mogen inkopen voor de oude prijs (28,95)
De [gedaagden] basic verdwijnt zodoende ook van onze [gedaagden] dartsgroothandel site.
Indien er nog vragen zijn, dan horen wij het graag.
Bestellen kan via [bedrijf 1] , zoals jullie gewend zijn.
(…)”
2.12.
Drie maanden later, op 31 januari 2019, krijgt [gedaagde 1] een vraag van een klant (‘1Eighty Benelux’) over de prijzen voor dartboardverlichting ‘ [gedaagden] ’. Diezelfde dag antwoordt [gedaagde 1] :
“Bedoel je de basic versie, of de gehele beklede versie?
Basic:
https:// [internetsite 1] /shop/ [gedaagden] -dartbord-verlichting-basic-zwart/
[gedaagden] :
https:// [internetsite 1] /shop/dart-verlichting-rood/
(…)”
Wanneer de klant antwoordt “Basic”, schrijft [gedaagde 1] :
“Hoi (…),
De Basic is te koop bij [bedrijf 1] .
Neem ff contact op met[voornaam [naam] ]
hierover.
(…)”
2.13.
Op 24 augustus 2020 heeft [gedaagde 1] een e-mail aan [naam] gestuurd, waarin hij – voor zover van belang – het volgende schrijft:
“(…)
Dit weekend heb ik veel tijd besteed aan een analyse over onze producten en mijn [bedrijf 4]
Zo ook heb ik cijfers geanalyseerd en contact opgezocht met collega’s.
Na het analyseren van de cijfers, ben ik toch wel erg geschrokken.
Zo geschrokken dat ik actie moet gaan ondernemen om de verkoop op te schroeven met ons totale assortiment.
(…)
Dus hierbij de acties die gaan komen:
[bedrijf 4] gaat alle [gedaagden] producten aanbieden bij de winkels in Nederland.
In eerste instantie aan fysieke winkels met eventueel een website (speciaal zaken) en niet aan de web-only shops. Deze winkeliers worden verplicht om de merknaam [gedaagden] te gebruiken.
Grandslam producten blijven gewoon nog geleverd worden aan jullie uiteraard.
Zo kunnen jullie de klanten in het buitenland nog leveren, maar ook web-only shops en winkeliers die Grand Slam producten willen verkopen.
Want het merk Grand Slam kan ook naast de [gedaagden] verkocht worden, die heb ik inmiddels al ervaren.
(…)”
Van de kant van Grandslam is niet op deze e-mail gereageerd.
Gebruik van het merk door [bedrijf 2]
2.14.
[bedrijf 2] is in 2020 de Basic-verlichtingen en dartboardstandaards onder het merk Grandslam aan klanten aan gaan bieden, in haar winkel en via haar website, maar ook via het web-platform www.bol.com, waarvan op 2 juni 2021 de volgende screenshots zijn gemaakt:
Problemen met het leveren van schuimrubber
2.15.
Op enig moment in 2021 zijn leveringsproblemen ontstaan bij [bedrijf 4] . [bedrijf 4] kon het benodigde schuimrubber voor het maken van de dartboardverlichtingen niet tijdig en in de juiste hoeveelheden van haar vaste leverancier betrekken. Tussen [gedaagden] en Grandslam zijn daarop afspraken gemaakt over bestelling van schuimrubber bij een andere leverancier door Grandslam ten behoeve van [bedrijf 4] .
2.16.
Over deze leveringen is per e-mail gecorrespondeerd.
Op 4 februari 2021 schreef [gedaagde 1] aan [naam] :
“Hoi (…),
Zoals telefonisch besproken, hierbij de definitieve bestelling.
Basic 5000 stuks
Basic resterend wat de huidige levering gelijk maakt.
Basic XL: 1000 stuks…. Deze heeft hoge Prioriteit, aangezien er niks meer is.
[gedaagden] : 1000 stuks
[gedaagden] XL: 1000 stuks
(…)”
Op 6 april 2021 schrijft [gedaagde 1] aan [naam] :
“Hoi (…),
Is de bestelling van de 5000 stuks, dan helemaal klaar ?”
Waarop [naam] antwoordt
:
“Ongeveer 2500 gehad in deelleveringen, rest op afroep in deelleveringen,
We kunnen nog bijbestellen aan huidige prijs,”
Diezelfde dag nog bevestigt [gedaagde 1] de bestelling. Hij schrijft
:
“De rest van 2500 mag ook gemaakt worden.
Dan kunnen we weer even vooruit en kunnen we het weer retour nemen als de volgende levering komt bij jou.
Bestel er maar 2500 bij voor de huidige prijs.
XL is niet nodig, hebben we genoeg voorraad.
(…)”
2.17.
Begin mei 2021 ontstaat er opnieuw e-mail-conversatie naar aanleiding van de schuimrubber-leveranties.
[gedaagde 1] schrijft op 1 mei 2021:
“(…)
Ik hoorde (…) dat er weer geen schuim is geleverd en ook dat er geen zicht op levering is.
Doordat de leveringen niet stabiel gaan vanuit die leverancier, gaan we hiermee stoppen.
Zo kunnen we gewoon niet werken.
Ik ga het vanaf nu zelf regelen.
In ieder geval bedankt voor de moeite.
(…)”
[naam] antwoordt op 3 mei 2021:
“(…)
Ik kan dat niet zomaar annuleren
Blokken zijn in voorraad voor 5000Basic
Wekelijks afroep 500set
Vorige week 1000set geleverd
Je hebt ons nogmaar 130st geleverd
Hoeveel st. ga je ons dan deze week leveren
En hoeveel sets heb je nu nodig
(…)”
In reactie daarop schrijft [gedaagde 1] diezelfde dag:
“Zoals je zelf al weet, werkt dit niet.
Er zou wekelijks geleverd worden, dit gebeurt dus niet
Constant moet ik vragen of het al geleverd is, want word er ook niet van op de hoogte gehouden.
Waar is mijn bestelling van witte schuim bijvoorbeeld?
Niks meer van gehoord, en nu heb ik bijna niks meer.
(…)”
Het antwoord van [naam] luidt:
“(…)
die witte schuim heb je zelf geannuleerd, prijs was duurder
je hebt het zelf bevestigd // zie voorgaande mails
je gaat mij nu de schuld geven
ik heb gezegd wekelijks en je was akkoord
(…)”
[gedaagde 1] vervolgt de correspondentie op 3 mei 2021 om 15:59 uur met:
“(…)
Ik heb niet eens een prijs ontvangen, dus hoe kan ik dat nu annuleren ?
Indd wekelijks, dat is dus niet het geval.
Nogmaals, ik heb niks nodig…ga het zelf regelen.”
Later in de avond van 3 mei 2021 schrijft [gedaagde 1] :
“Goedenavond (…),
Na alweer een hectische dag, kon ik de telefoon niet opnemen.
Misschien kunnen we morgen even bellen.
De planning;
Helaas moet ik je mededelen dat we het niet gaan redden en moet nu echt maatregelen gaan nemen.
(…)
Allemaal gebeurtenissen die er toe leiden dat we de achterstand maar niet weggewerkt krijgen en ik moet besluiten om even te stoppen.
Ik ga proberen volgende week een levering in te plannen van 7 pallets, en neem dan pas weer orders aan voor juni.
(…)”
2.18.
[bedrijf 4] heeft haar aanvullende bestelling schuimrubber voor 2500 Basic-verlichtingen (“
Bestel er maar 2500 bij voor de huidige prijs”, zie hiervoor) niet meer van Grandslam afgenomen. [bedrijf 4] heeft als laatste 350 stuks Basic-dartbordverlichting aan Grandslam geleverd. [gedaagden] heeft Grandslam daarvoor de volgende factuur doen toekomen, die Grandslam niet heeft betaald:
Verdere correspondentie over het geschil
2.19.
Een medewerker van Grandslam heeft op 26 mei 2021 het volgende aan [gedaagde 1] geschreven:
“Hallo (…)
Wanneer krijgen wij weer de led verlichting grandslam alle kleuren en xl.
We zien op bol.com dat je wel aan het leveren bent.
Het kan niet dat jij ons merk verdeelt als jij ons niet levert en wij onze klanten een neen moeten geven.
(…)”
[gedaagde 1] antwoordt:
“(…)
De situatie is besproken met[voornaam [naam] ]
. Dit via mail en telefonisch.
Wanneer kan ik de betaling verwachten van de recente levering, want deze is nog niet ontvangen.
(…)”
2.20.
Later die dag schrijft [gedaagde 1] :
“(…)
Ik heb medegedeeld dat wij even gingen stoppen met [bedrijf 1] te leveren om alles in orde te krijgen. Daarnaast heb ik toch nog even tussendoor 350 stuks geleverd zodat jullie even vooruit konden.
Zoals eerder vermeld, kom ik in de eerste week van juni met een plan om dit allemaal niet meer mee te maken.
Dan nog even over de factuur, welke nog niet betaald is.
Kan je hiervoor zorgen ?”
2.21.
Op 2 juni 2021 heeft Grandslam, bij monde van haar advocaat, [bedrijf 4] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in persoon aansprakelijk gesteld wegens merkinbreuk en schending van de verplichtingen op grond van de overeenkomst. [gedaagden] is gesommeerd om iedere inbreuk op de merken te staken; informatie te verstrekken over het aantal inbreukmakende artikelen dat door [gedaagden] aan derden is geleverd; informatie te verstrekken over de daarmee gemaakte winst; en een voorschot te betalen op de nog te vergoeden schade van Grandslam.
2.22.
Bij brief van 11 juni 2021 heeft [gedaagden] op de brief van 2 juni 2021 gereageerd. [gedaagden] heeft aangegeven de gestelde aansprakelijkheid voor schade niet te aanvaarden, maar heeft wel toegezegd geen stickers met Grandslam meer op de verpakkingen aan te brengen en geen producten meer te verkopen onder het merk. Daarbij heeft [gedaagden] Grandslam gesommeerd om de openstaande factuur (zie 2.18) binnen 15 dagen na dagtekening van de brief te betalen, bij gebreke waarvan rechtsmaatregelen worden getroffen en aanspraak kan worden gemaakt op vergoeding van schade, waaronder rente en kosten.
2.23.
Bij brief van 16 juni 2021 heeft Grandslam [gedaagden] laten weten dat, zodra de schade van Grandslam kan worden berekend, overgegaan zal worden tot verrekening met de openstaande factuur. In deze brief schrijft [gedaagden] onder meer:
“(…)
Openstaande factuur. Zodra de schade van Grandslam kan worden berekend zal overgegaan worden tot verrekening met de openstaande factuur. (…)”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Grandslam vordert – na wijziging van eis en samengevat – dat de rechtbank, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] veroordeelt om binnen tien (10) dagen na dit vonnis iedere inbreuk op het merk te staken en gestaakt te houden en in ieder geval het aanbieden van dartbordverlichtingen en dartbordstandaarden onder het merk op haar verkoopkanalen te staken en gestaakt te houden;
II. voor recht verklaart dat [gedaagden] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de met Grandslam overeengekomen afspraken zoals in de dagvaarding omschreven;
III. [gedaagden] veroordeelt om binnen een (1) maand na het vonnis inzage te verschaffen in haar facturen over de periode oktober 2018 t/m de datum van het vonnis met betrekking tot het aantal verkochte Basic en Basic XL dartbordverlichtingen en dartbordstandaarden onder de merken en het aantal verkochte Basic-verlichtingen via het platform www.bol.com, [gedaagden] ´s eigen webshops en [gedaagden] ´s fysieke winkel alsmede de gehanteerde prijzen;
IV. indien geheel of gedeeltelijk in strijd wordt gehandeld met hetgeen onder I. tot en met III. is bepaald, [gedaagden] veroordeelt tot het betalen van een dwangsom aan Grandslam van € 5.000,- per keer, alsmede van € 500,- voor iedere dag (waaronder begrepen een gedeelte van een dag) dat dit voortduurt;
V. [gedaagden] veroordeelt tot betaling van de door Grandslam geleden schade, nader op te maken bij staat;
VI. [gedaagden] veroordeelt in de proceskosten in de zin van artikel 1019h Rv [1] , vermeerderd met de nakosten en de wettelijke rente.
3.2.
Grandslam legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagden] inbreuk maakt op het merk in de zin van artikel 2.20 lid 2 sub a BVIE [2] door dartbordverlichtingen en dartbordstandaarden aan te bieden onder het merk zonder daarvoor toestemming van Grandslam te hebben gekregen. Daarnaast is [gedaagden] tekort gekomen in de nakoming van de distributieovereenkomst tussen partijen door dartbordverlichting onder het merk aan te bieden. Door deze merkinbreuk en de niet-nakoming heeft Grandslam schade geleden, die [gedaagden] dient te vergoeden.
3.3.
Grandslam stelt dat [gedaagden] ook toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de overeenkomst door tegen de afspraken in de distributie van de Basic-verlichtingen niet exclusief door Grandslam te laten vervullen, niet de overeengekomen hoeveelheden Basic-verlichtingen aan Grandslam te leveren, en tot slot, door niet (al) het schuimrubber af te nemen dat zij via Grandslam had besteld. Ook hierdoor heeft Grandslam schade geleden, aldus Grandslam. Als het gaat om die tekortkomingen van [gedaagden] waarbij nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, maakt Grandslam geen aanspraak op nakoming van die afspraken, maar heeft zij bij dagvaarding aangegeven haar vordering op grond van artikel 6:87 BW om te zetten in vervangende schadevergoeding.
3.4.
[gedaagden] voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Grandslam in de proceskosten op grond van artikel 1019h Rv, uitvoerbaar bij voorraad.
3.5.
[gedaagden] betwist de merkinbreuk en niet-nakoming van de overeenkomst, omdat zij stelt toestemming van Grandslam te hebben gekregen om dartbordverlichting onder het merk te verkopen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.7.
[gedaagden] vordert dat de rechtbank Grandslam veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 13.434,40, vermeerderd met de wettelijke rente en nakosten, met veroordeling van Grandslam in de proceskosten.
3.8.
[gedaagden] legt aan haar vordering ten grondslag dat Grandslam heeft verzuimd de factuur te betalen die zij op 17 mei 2021 heeft gestuurd in verband met aan haar geleverde Basic-verlichtingen.
3.9.
Grandslam voert verweer strekkende tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten, vermeerderd met de nakosten en wettelijke rente, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.10.
Grandslam erkent dat zij gehouden is de factuur te betalen maar heeft die betaling bij brief van 16 juni 2021 opgeschort in afwachting van de uitkomst van deze procedure ter verrekening met de door [gedaagden] te betalen schadevergoeding.
3.11.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Bevoegdheid
4.1.
Voor zover de vorderingen zijn gegrond op het merk is deze rechtbank internationaal en relatief bevoegd daarvan kennis te nemen op grond van artikel 4.6 lid 1 BVIE, aangezien gedaagden in Nederland wonen. Deze bevoegdheid is beperkt tot de Benelux.
4.2.
Voor zover de vorderingen zijn gegrond op een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst, is de rechtbank al bevoegd omdat die bevoegdheid niet is bestreden.
verder in conventie
Merkinbreuk
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagden] via de winkel en website van [bedrijf 2] en via het web-platform www.bol.com dartboardverlichtingen en -standaards (waren waarvoor het merk is ingeschreven) heeft aangeboden die voorzien waren van tekens die gelijk zijn aan het merk. In zoverre is voldaan aan artikel 2.20 lid 2 aanhef en onder a BVIE, waarin een merkhouder het recht wordt toegekend zich te verzetten tegen ieder gebruik in het economisch verkeer van een teken dat gelijk is aan het merk voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven.
4.4.
Volgens [gedaagden] levert dit evenwel geen merkinbreuk op, omdat daarvoor toestemming door Grandslam zou zijn verleend. [gedaagden] verwijst hiervoor naar de afspraken, zoals vastgelegd in de e-mail van 25 september 2018 (zie rov. 2.8), waarvan het meest belangrijke deel – omwille van de leesbaarheid – hier nog eens wordt weergegeven:
[bedrijf 4]
Zodra jij alles gecommuniceerd hebt naar jou klanten, gaan wij stoppen met het verkopen naar onze [gedaagden] klanten. Hiervan stellen wij wel onze klanten op de hoogte, dat ze voortaan alles kunnen afnemen bij [bedrijf 6] . Graag hiervoor jou akkoord dat wij jou naam communiceren.
Aangezien wij meerdere producten hebben, zoals de [gedaagden] Basic XL, [gedaagden] dartbordverlichting (geheel gestoffeerd) en [gedaagden] dartbordverlichting XL (geheel gestoffeerd) moeten wij hierover nog afspraken maken. Dit gaan we maandag bespreken.
[bedrijf 2]
zal nog steeds alle [gedaagden] dartbordverlichtingen verkopen.
Wij gaan de GS led dartbordverlichtingen toevoegen aan ons assortiment, om zodoende geen overeenkomst te laten zien aan de rest van de wereld.
Wij hebben dan 2 soorten verlichtingen voor de klanten, maar zelf weten we beter.
Beide partijen beroepen zich op deze e-mail, maar verbinden aan de tekst verschillende consequenties. De rechtbank zal daarom dienen te beoordelen welke uitleg tussen partijen heeft te gelden.
4.5.
Hierbij is niet ter zake doend dat de afspraken zijn gemaakt met (destijds) [bedrijf 1] en niet met (later) Grandslam, zoals door [gedaagden] is opgeworpen. Vast staat dat [bedrijf 1] in december 2019 bekend heeft gemaakt dat zij verder zou gaan als Grandslam en zij heeft haar zakelijke contacten, waaronder [gedaagden] (zie de e-mail opgenomen onder rov. 2.3), hiervan op de hoogte gebracht. Gelet op de bestelling die [gedaagde 1] in reactie op die e-mail heeft gedaan (zie eveneens rov. 2.3) heeft [gedaagden] dat bericht van [bedrijf 1] /Grandslam in goede orde ontvangen. Na de oprichting van Grandslam hebben partijen hun handelsverkeer met elkaar voortgezet alsof er geen verandering had plaatsgevonden. De (nog) niet door Grandslam betaalde factuur van 17 mei 2021 voor de levering door [bedrijf 4] van (ruim) 350 stuks Basic-verlichtingen en andere facturen vanaf 1 januari 2020 die door Grandslam zijn overgelegd (productie 22), heeft [gedaagden] ook gericht aan Grandslam. Daarom moet er vanuit worden gegaan dat [gedaagden] zelf ook heeft aangenomen dat [bedrijf 1] in Grandslam is overgegaan en dat de oorspronkelijk met [bedrijf 1] gemaakte afspraken door Grandslam zijn overgenomen.
4.6.
Voor de beoordeling van een overeenkomst is van belang niet alleen de zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen maar ook de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen uit die overeenkomst mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. [3] Dit geldt ook in geval van mondelinge afspraken. [4] Ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, kunnen de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. [5]
4.7.
De rechtbank stelt voorop dat zij de vastgelegde afspraak onder het kopje ‘ [bedrijf 4] ’ aanmerkt als een afspraak tussen [bedrijf 1] / Grandslam en [bedrijf 4] en de afspraak onder het kopje ‘ [bedrijf 2] ’ als een afspraak tussen [bedrijf 1] /Grandslam en [bedrijf 2] . Die uitleg strookt ook met de bij de mondelinge behandeling gegeven toelichting van [gedaagde 1] op de bedrijfsstructuur van [gedaagden] , namelijk dat [bedrijf 4] en [bedrijf 2] van elkaar te onderscheiden ondernemingen waren met elk hun eigen activiteiten.
4.8.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat met wat is vastgelegd in de e-mail van 25 september 2018 onder het kopje [bedrijf 4] volgens beide partijen in elk geval de afspraak (tussen [bedrijf 1] /Grandslam en [bedrijf 4] ) bestond dat Grandslam de exclusieve distributeur zou worden van de Basic-verlichtingen
(dus de verlichting zonder bekleding van 70 en 80 cm doorsnede
). Deze verlichtingen zouden voortaan door [bedrijf 4] worden geproduceerd voor Grandslam en door Grandslam worden gedistribueerd onder het merk en de naam Grandslam/GS. Die afspraak wordt als zodanig ook bevestigd in de onder rov. 2.10-2.12 opgenomen e-mails van [gedaagden] aan mogelijke afnemers, die door [gedaagden] werden doorverwezen naar [bedrijf 1] /Grandslam:

Per 1 oktober heeft [bedrijf 1] onze Basic verlichting overgenomen.
Dit betekent dat je voortaan alle Basic verlichtingen kan bestellen bij [bedrijf 1] .
Deze verlichting heeft ook een andere naam gekregen, zie informatie hieronder.
(…)
De [gedaagden] basic verdwijnt zodoende ook van onze [gedaagden] dartsgroothandel site

De Basic is te koop bij [bedrijf 1] .
Neem ff contact op met[voornaam [naam] ]
hierover
4.9.
Volgens [gedaagden] brengt dat wat onder het kopje ‘ [bedrijf 2] ’ is benoemd mee dat [bedrijf 1] /Grandslam tegelijkertijd aan [bedrijf 2] toestemming heeft gegeven om diezelfde Basic-verlichtingen aan particulieren te verkopen onder het merk. Gelet op de duidelijke tekst van de e-mail in dat opzicht ( [bedrijf 2] zal zowel de Grandslam-verlichting als ‘alle’ [gedaagden] -verlichting in haar winkel gaan aanbieden) en de bevestiging van [naam] daarvan (met de woorden ‘ok zover!!’), volgt de rechtbank [gedaagden] daarin, met dien verstande dat de daarnaast bestaande afspraak over de exclusieve distributie door [bedrijf 1] /Grandslam een uitleg rechtvaardigt waarin [bedrijf 2] die verlichtingen onder het merk mocht verkopen, maar dat ze die verlichtingen dan wel van [bedrijf 1] /Grandslam (en niet van [bedrijf 4] ) moest betrekken. Dat is de enige uitleg die de aanwijzing van [bedrijf 1] /Grandslam als exclusief distributeur door [bedrijf 4] en de aan [bedrijf 2] gegeven toestemming voor gebruik van het merk op een logische manier met elkaar samenbrengt. Praktisch gezien betekent dit dat [bedrijf 2] onder het merk de Basic-verlichtingen mocht verkopen naast ‘alle’ andere [gedaagden] -verlichtingen, maar dat daar – aangezien ze in de praktijk die verlichting zonder tussenkomst van [bedrijf 1] /Grandslam van [bedrijf 4] verkreeg – dan wel een vergoeding aan [bedrijf 1] /Grandslam (het verschil tussen de prijs waarvoor [bedrijf 2] de producten van [bedrijf 1] /Grandslam had moeten kopen en de prijs die [bedrijf 1] /Grandslam voor de inkoop aan [bedrijf 4] had moeten betalen) tegenover had moeten staan.
4.10.
[gedaagden] stelt nog dat de werkelijke afspraken in de e-mail van 25 september 2018 onvolledig zijn weergegeven en dat haar door [bedrijf 1] /Grandslam mondeling toestemming is gegeven om via [bedrijf 2] de Basic-verlichtingen onder het merk te verkopen zonder daarvoor commissie of andere vergoedingen verschuldigd te zijn. Grandslam betwist dit. De rechtbank overweegt daarover dat, als die afspraak werkelijk was gemaakt, voor de hand had gelegen dat [gedaagden] dat in de door haarzelf opgestelde e-mail van 25 september 2018 had opgenomen. Die afspraak blijkt echter nergens uit (ook niet uit latere correspondentie) en rijmt ook niet met de aan [bedrijf 1] /Grandslam verleende positie als exclusief distributeur. De rechtbank ziet niet in waarom [bedrijf 1] /Grandslam als exclusief distributeur en merk-/licentiehouder akkoord zou (zijn) (ge)gaan met rechtstreekse levering door [bedrijf 4] aan [bedrijf 2] en het gebruik van haar merk zonder enige daartegenover staande vergoeding. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagden] desgevraagd aangegeven dat ‘populariteit’ voor [bedrijf 1] /Grandslam een reden was om die ‘gratis’ toestemming te geven, maar waarom [bedrijf 1] /Grandslam wel populariteit zou toekomen zonder vergoeding door [bedrijf 2] voor het gebruik van het merk en niet als zij wel een vergoeding zou krijgen, heeft [gedaagden] niet toegelicht. De stelling van [gedaagden] dat zij geen vergoeding verschuldigd was, zal daarom als onvoldoende onderbouwd terzijde worden gelegd, zodat geen plaats is voor nadere bewijslevering.
4.11.
[gedaagden] voert ook nog aan dat de onvoorwaardelijke toestemming van Grandslam voor gebruik van het merk impliciet volgt uit het stilzwijgen van Grandslam na een e-mail van [gedaagden] op 24 augustus 2020
(zie r.o. 2.13
). De rechtbank volgt haar daarin niet. In het bericht deelt [gedaagde 1] aan [naam] mee dat [bedrijf 4] ‘alle [gedaagden] producten’, waaronder kennelijk ook de Basic-verlichtingen, bij ‘de winkels in Nederland’ gaat aanbieden. In zoverre bevestigt de e-mail in elk geval de voordien geldende afspraak dat [bedrijf 4] de Basic-verlichting exclusief aan Grandslam zou leveren. De door [gedaagde 1] in de e-mail aangekondigde verandering (“
dat ik actie moet gaan ondernemen”, “
de acties die gaan komen” en “
[bedrijf 4] gaat alle [gedaagden] producten aanbieden bij de winkels in Nederland”) zou immers enkel zin hebben als de afspraak voor die tijd anders was. Dat [gedaagde 1] hiermee wilde tornen aan de tussen [bedrijf 4] en Grandslam bestaande afspraak over het exclusieve distributierecht van Grandslam van de Basic-verlichtingen, is daarmee wel duidelijk. Maar over (voorwaarden voor) het gebruik van het merk door [bedrijf 2] zegt het bericht niets, behalve dat de “
winkeliers worden verplicht om[voor die [gedaagden] producten]
de merknaam [gedaagden] te gebruiken” en dat “
Grandslam producten gewoon nog geleverd blijven worden aan jullie uiteraard”. Als het uitblijven van een reactie al een ten opzichte van de eerdere afspraak gewijzigde toestemming voor het gebruik van het merk mee zou kunnen brengen, kan met deze e-mail van instemming van Grandslam met het gebruik van het merk door [bedrijf 2] , zonder dat daar een vergoeding tegenover staat, daarom geen sprake zijn.
4.12.
Dat de tussen partijen in 2018 gemaakte afspraken ook gelden voor de dartboardstandaards die [bedrijf 2] onder het merk te koop heeft aangeboden, is gesteld noch gebleken, zodat de verkoop daarvan al op grond van rov. 4.3 als inbreukmakend moet worden aangemerkt. Nu [bedrijf 2] in strijd met de afspraken (voor de Basic-verlichtingen), althans zonder toestemming (voor de dartboardstandaards), producten onder het merk te koop heeft aangeboden, is inbreuk op het merk gegeven, zodat de daarop gegronde vorderingen in beginsel voor toewijzing gereed liggen. Over de op die grond gebaseerde vorderingen van Grandslam oordeelt de rechtbank als volgt.
Vordering I.: stakingsbevel
4.13.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat ze terstond nadat Grandslam haar vorderingen had ingesteld, de gesteld inbreukmakende handelingen heeft gestaakt. Zij verhandelt geen producten meer onder het merk en zal dit ook niet meer gaan doen, zodat Grandslam geen belang heeft bij toewijzing, aldus [gedaagden] . Ter zitting is bovendien duidelijk geworden dat de vennootschap onder firma waar gedaagden 1 en 2 de vennoten van waren per 1 januari 2022 is ontbonden en dat de onderneming van [gedaagden] sindsdien is ondergebracht in besloten vennootschappen, die niet zijn gedagvaard.
4.14.
Nu [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gedagvaard zijn in de hoedanigheid van i) (in het geval van [gedaagde 1] (gedaagde 1)) eigenaar van de eenmanszaak [bedrijf 2] tot 1 januari 2020 en ii) (beiden (gedaagden 1 en 2)) vennoten van de vennootschap onder firma [bedrijf 2] van 1 januari 2020 tot 1 januari 2022, en niet in enige andere hoedanigheid, en die eenmanszaak en v.o.f. (al voor dagvaarding) waren opgehouden te bestaan, bestaat geen belang bij het opleggen van een verbod aan deze gedaagden. De eenmanszaak noch de v.o.f. zal immers nog inbreukmakende handelingen (kunnen) verrichten. Het gevorderde stakingsbevel zal daarom worden afgewezen.
Tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst
- Exclusief distributierecht
4.15.
De rechtbank verwijst allereerst naar de uitleg die onder merkinbreuk aan de tussen partijen gemaakte afspraken is gegeven. Daaruit volgt in elk geval dat [gedaagden] tegen de afspraken in de distributie van de Basic-verlichtingen niet exclusief door [bedrijf 1] /Grandslam heeft laten vervullen, maar die verlichtingen aan [bedrijf 2] heeft geleverd, zonder dat daar een vergoeding aan [bedrijf 1] /Grandslam tegenover stond.
4.16.
Na de e-mail van 24 augustus 2020 aan Grandslam
(zie r.o. 2.13
)is [bedrijf 4] de Basic-verlichtingen kennelijk ook weer aan andere winkels (en tussenhandelaren) in Nederland gaan leveren, wat ook indruist tegen het in 2018 aan [bedrijf 1] /Grandslam verleende exclusieve distributierecht. Voor zover [gedaagden] heeft betoogd dat het uitblijven van een reactie van de kant van Grandslam op voornoemde e-mail van [gedaagde 1] van 24 augustus 2020 ertoe leidt dat Grandslam het eerder aan haar verleende exclusieve distributierecht voor de Basic-verlichtingen heeft prijs gegeven, oordeelt de rechtbank als volgt.
4.17.
Met de exclusieve distributieafspraak in 2018 heeft [gedaagden] [bedrijf 1] /Grandslam in wezen een voor onbepaalde tijd (zonder afgesproken einddatum; “
voortaan”) voortdurend exclusief recht op de door [bedrijf 4] geproduceerde Basic-verlichtingen verstrekt. Een dergelijke overeenkomst is op grond van vaste rechtspraak in beginsel opzegbaar, waarbij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid kan voortvloeien dat een opzegtermijn in acht moet worden genomen [6] . Aard noch inhoud van de afspraak tussen partijen uit 2018 verzetten zich tegen opzegging, terwijl [bedrijf 4] kennelijk een voor haar zwaarwegend belang had om te stoppen met het exclusief aan Grandslam verstrekken van de Basic-verlichtingen. Dat neemt niet weg dat, omdat de afspraak al twee jaar bestond en om Grandslam de tijd te gunnen zich aan het vervallen van de exclusiviteit aan te passen, een redelijke opzegtermijn op zijn plaats was geweest. Gesteld noch gebleken is dat [bedrijf 4] een dergelijke termijn heeft gehanteerd. Door de Basic-verlichtingen na de e-mail van 24 augustus 2020 toch aan andere winkels/tussenhandelaren in Nederland te leveren, heeft [bedrijf 4] daarom – in strijd met hetgeen tussen partijen nog had te gelden – de aan Grandslam verleende exclusiviteit voor die verlichtingen doorbroken. Ook in zoverre is [gedaagden] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst uit 2018.
- Schuimrubber en leveringen
4.18.
Grandslam stelt verder dat [gedaagden] is tekortgeschoten in haar leveringsverplichtingen. Daarvoor verwijst Grandslam naar de tussen partijen uitgewisselde berichten over de bestellingen bij de door Grandslam ingeschakelde leverancier van schuimrubber voor de door [bedrijf 4] te produceren dartbordverlichtingen (zie de e-mailcorrespondentie onder 2.16 en 2.17). Grandslam heeft aangevoerd dat [bedrijf 4] voor 6.000 Basic-verlichtingen schuimrubber heeft besteld (zie de e-mail van 4 februari 2021: 5.000
Basicen 1.000
Basic XL,zie 2.16), en dat Grandslam uiteindelijk voor 5.000 producten aan schuimrubber heeft geleverd aan [bedrijf 4] , zodat zij van [bedrijf 4] 5.000 Basic-verlichtingen geleverd had moeten krijgen. Daarvan zou zij 680
Basicen 150
Basic XLverlichtingen niet van [bedrijf 4] hebben ontvangen. [gedaagden] heeft deze stellingen van Grandslam niet inhoudelijk bestreden. Bovendien volgt uit de mailwisseling van begin mei 2021 dat [bedrijf 4] voor het schuimrubber dat zij had ontvangen te weinig Basic-verlichtingen aan Grandslam heeft geleverd (zie onder 2.17), waarop [bedrijf 4] nog 350 verlichtingen heeft geleverd ‘zodat Grandslam nog even vooruit kon’ (zie onder 2.20). De rechtbank gaat dan ook aan het verder niet onderbouwde standpunt van [gedaagden] ‘dat de door Grandslam gestelde feiten geen verplichtingen over en weer opleveren’ (randnummer 30 conclusie van antwoord), voorbij. Daarmee staat vast dat [gedaagden] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar leveringsverplichtingen jegens Grandslam voor 680
Basicen 150
Basic XLverlichtingen.
4.19.
In aanvulling op de bestelling van schuimrubber voor 6.000 stuks Basic-verlichtingen heeft [bedrijf 4] op 6 april 2021 bij Grandslam schuimrubber besteld voor 2.500 stuks verlichting (zie ook onder 2.16). [bedrijf 4] heeft deze bestelling niet van Grandslam afgenomen (het schuimrubber ligt nog ‘op afroep’ in voorraad bij de leverancier), terwijl Grandslam onbestreden heeft aangevoerd dat zij de kosten daarvoor wel aan de leverancier heeft betaald. [gedaagden] is daarmee eveneens tekortgeschoten in de nakoming van deze afnameverplichting, wat aan haar kan worden toegerekend. Dat de leveringen van het schuimrubber niet naar de zin van [bedrijf 4] verliepen, is op zich geen reden om een al gedane en beschikbare bestelling niet af te nemen en te betalen.
Vordering II.: verklaring voor recht
4.20.
Vanwege de hiervoor vastgestelde tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen die [gedaagden] jegens Grandslam is aangegaan, zal de gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen.
Vordering III.: inzage
4.21.
Met haar als III genummerde vordering, wenst Grandslam inzicht te krijgen in het aantal door [gedaagden] in strijd met de afspraken verkochte en/of (daarmee) inbreuk op het merk makende dartbordverlichtingen en -standaarden. Grandslam stelt dat [gedaagden] tot nu toe slechts een onvolledig en onvoldoende gespecificeerd overzicht (overgelegd door Grandslam als productie 20) heeft verstrekt. [gedaagden] heeft namelijk alleen de facturen van [bedrijf 4] overgelegd en niet de facturen van [bedrijf 2] . Bovendien ontbreken de verkoopaantallen van de dartbordstandaarden in het overzicht. Grandslam heeft [gedaagden] in een brief van 1 februari 2022 nog in de gelegenheid gesteld om het overzicht nader te specificeren en aan te vullen, maar dat heeft [gedaagden] niet gedaan. Grandslam stelt dat het voor haar niet mogelijk is om op een andere wijze inzicht te krijgen en haar schade te begroten dan door toewijzing van haar inzagevordering.
4.22.
Nu vaststaat dat [bedrijf 2] met de verkoop van de Basic-verlichtingen onder het merk inbreuk heeft gemaakt op dat merk, en daarnaast dat [bedrijf 4] in strijd met de aan [bedrijf 1] /Grandslam verleende exclusieve distributierechten voor de Basic-verlichtingen die verlichtingen – zonder tussenkomst van [bedrijf 1] /Grandslam en zonder daar tegenover staande vergoeding – aan [bedrijf 2] en (later) aan andere Nederlandse winkeliers/tussenhandelaren heeft verstrekt/geleverd, is het bestaan van schade aan de kant van Grandslam aannemelijk. Dat maakt dat zij recht heeft op en belang heeft bij het door haar gevraagde (volledige en gespecificeerde) inzicht in i) de aantallen Basic (XL)-verlichtingen en ‘ [gedaagden] Deluxe (XL)’-verlichtingen die [bedrijf 4] na 25 september 2018 aan [bedrijf 2] heeft verstrekt, ii) de aantallen Basic-verlichtingen die [bedrijf 4] na de e-mail van 24 augustus 2020 aan andere Nederlandse winkeliers/tussenhandelaren heeft geleverd, en iii) de aantallen Basic-verlichtingen en dartsbordstandaarden die [bedrijf 2] onder het merk heeft verkocht.
4.23.
De rechtbank zal [gedaagden] bevelen om alsnog een (dit keer wel) volledige en gespecificeerde opgave van die gegevens te doen. Voor de wijze waarop Grandslam het inzicht in de aantallen wenst te verkrijgen, namelijk door inzage op grond van artikel 843a Rv, acht de rechtbank de vordering te weinig bepaald, omdat de gewenste inzage ziet op de administraties van (voor) twee verschillende ondernemingen en op een periode van meerdere jaren. Daarbij komt dat Grandslam de eerdere opgave niet op bevel van de rechtbank en op straffe van een dwangsom heeft gedaan, zodat nog een andere mogelijkheid dan inzage voor Grandslam bestaat om inzicht in de voor de begroting van de schade van belang zijnde aantallen te verkrijgen. Het gevorderde inzicht zal daarom worden toegewezen in nader te noemen vorm, waarbij (gelet op dat wat hiervoor onder 4.14 is overwogen) ten opzichte van deze gedaagden de vordering kan worden toegewezen voor de periode tot 1 januari 2022. Aan dit gebod zal een dwangsom worden verbonden, welke zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
Vordering V.: schadevergoeding
4.24.
De door Grandslam gevorderde (vervangende) schadevergoeding ligt op grond van al het voorgaande eveneens voor toewijzing gereed, waarvoor partijen naar de schadestaatprocedure zullen worden verwezen.
verder in reconventie
4.25.
Vast staat dat [bedrijf 4] aan Grandslam verlichting en toebehoren heeft geleverd ter waarde van € 13.434,40, waarvoor zij de onder 2.18 weergegeven factuur aan Grandslam heeft verzonden, die onbetaald is gebleven. Grandslam is hiervoor bij brief van 11 juni 2021 (zie onder 2.22) in gebreke gesteld en gesommeerd het hoofdbedrag, vermeerderd met kosten aan [gedaagden] te betalen. [gedaagden] vordert dat Grandslam alsnog deze rekening, vermeerderd met rente en kosten, zal voldoen. Grandslam heeft betaling opgeschort en beroept zich op een recht tot verrekening met haar schade.
4.26.
Aan een partij komt de bevoegdheid tot verrekening toe op grond van artikel 6:127 BW [7] . Voorwaarde is dat degene die zich op de verrekening beroept, bevoegd is tot betaling van de schuld en tot het afdwingen van de betaling van de vordering. Op grond van artikel 6:52 BW is een schuldenaar die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser – kort gezegd – bevoegd betaling op te schorten totdat zijn eigen vordering is voldaan. Voorwaarde voor opschorting is dat er voldoende samenhang tussen de vorderingen bestaat, waarvan ook sprake is als de verbintenissen over en weer voortvloeien uit dezelfde rechtsverhouding of uit zaken die partijen regelmatig met elkaar hebben gedaan.
4.27.
In conventie is reeds geoordeeld dat Grandslam een vordering op [bedrijf 4] had tot levering van Basic-verlichtingen. Zij heeft [bedrijf 4] gemaand te leveren, maar [bedrijf 4] heeft dat nagelaten, zodat de vordering van Grandslam opeisbaar is. In haar dagvaarding heeft Grandslam in plaats van nakoming vervangende schadevergoeding gevorderd. Die vordering hangt samen met de vordering tot betaling van de factuur van [bedrijf 4] , aangezien zij voortvloeien uit dezelfde rechtsverhouding en afspraken tussen partijen, te weten (i) de distributieovereenkomst, (ii) de overeengekomen levering van schuimrubber voor het produceren van de verlichting en (iii) de daar tegenoverstaande levering van de Basic-verlichtingen. Grandslam maakt dus met recht gebruik van haar opschortingsbevoegdheid. Wanneer in de schadestaatprocedure zal zijn vastgesteld wat de hoogte van de schadevordering van Grandslam op [bedrijf 4] is, zullen de schade en de factuur kunnen worden verrekend.
4.28.
De vordering zal daarom worden afgewezen.
verder in conventie en reconventie
Proceskosten
4.29.
[gedaagden] zal zowel in conventie als in reconventie als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van Grandslam. Grandslam vordert een volledige proceskostenvergoeding van [gedaagden] op de voet van artikel 1019h Rv. Grandslam heeft daartoe specificaties van haar advocaatkosten (exclusief BTW) van in totaal (€12.350,03 + € 4.798,35 =) € 17.148,38 overgelegd. Het geschil betreft echter slechts deels een procedure over handhaving van intellectuele eigendomsrechten, zodat de proceskosten zullen worden toegewezen aan de verschillende grondslagen van de vorderingen en op die grond zullen worden berekend, zoals na te melden.
4.30.
Partijen hebben gesteld dat 60% van de door partijen gemaakte proceskosten in conventie ziet op het IE-deel en 40% op het niet-IE-deel. De rechtbank zal bij de begroting van de proceskosten daarom deze percentages aanhouden. Op grond van de samenhang en het geringe aandeel van de reconventie in het debat, zal de rechtbank de gemaakte kosten geheel toerekenen aan de conventie en de (meer)kosten in reconventie begroten op nihil.
4.31.
Teneinde de redelijkheid en evenredigheid van de opgevoerde kosten te kunnen beoordelen, wordt aansluiting gezocht bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie april 2017). De daarin vermelde tarieven worden geacht redelijk en evenredig te zijn. Onderhavige zaak valt naar het oordeel van de rechtbank onder de categorie normale zaak met een maximumtarief van € 17.500,--. De advocaatkosten van Grandslam vallen binnen dit tarief, zodat zij geheel toewijsbaar zijn.
4.32.
Van dit tarief van € 17.500,-- komt (€ 17.148,38 x 60% =) € 10.289,02 voor vergoeding in aanmerking, nu het geheel van de proceskosten op de conventie ziet en 60% daarvan op het IE deel. Voor het ‘niet-IE-deel’ van de zaak zal de rechtbank voor het vaststellen van het honorarium van de advocaat van Grandslam het in deze toepasselijke liquidatietarief [8] gebruiken volgens Tarief II, waarbij 1 punt voor de dagvaarding en 1 punt voor de mondelinge behandeling wordt toegekend. Dit betekent dat een bedrag van (40% x (2 x € 598,-- =) € 478,40 zal worden toegekend. Deze bedragen wordt vermeerderd met het griffierecht van € 676,-- , waarmee het totaalbedrag uitkomt op € 11.443,42.
4.33.
Voor een (separate) veroordeling in de gevorderde nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert. De nakosten zullen overeenkomstig het per 1 februari 2021 geldende liquidatietarief worden begroot op € 163,- zonder betekening en op € 248,- in geval van betekening.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagden] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de met Grandslam overeengekomen distributieovereenkomst, de overeengekomen levering van Basic-verlichtingen, en de overeengekomen afname van schuimrubber;
5.2.
beveelt [gedaagden] om binnen één (1) maand na betekening van dit vonnis op eigen kosten aan Grandslam schriftelijk opgave te doen van:
de aantallen Basic (XL)- en DeLuxe (XL)-verlichtingen die [bedrijf 4] in de periode van 1 oktober 2018 tot 1 januari 2022 aan [bedrijf 2] heeft verstrekt, onder overlegging van kopieën van de administratie die daarop betrekking heeft;
de aantallen en verkoopprijzen van de Basic-verlichtingen die [bedrijf 4] van
24 augustus 2020 tot 1 januari 2022 aan (andere) Nederlandse zakelijke afnemers heeft geleverd, onder overlegging van kopieën van de daarop betrekking hebbende facturen en orderbevestigingen en communicatie;
de aantallen en verkoopprijzen van de Basic-verlichtingen en dartbordstandaarden die [bedrijf 2] in de periode van 1 oktober 2018 tot
1 januari 2022 onder het merk heeft verkocht, onder overlegging van kopieën van de daarop betrekking hebbende facturen en orderbevestigingen en communicatie;
5.3.
bepaalt dat indien [gedaagden] geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met hetgeen onder 5.2 is bepaald, zij een dwangsom verbeurt van € 500,- voor iedere dag (waaronder begrepen een gedeelte van een dag) dat dit voortduurt, totdat een maximum van € 100.000,- zal zijn bereikt;
5.4.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de door Grandslam geleden schade, nader op te maken bij staat;
5.5.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van Grandslam, tot op heden begroot op € 11.443,42 aan proceskosten en op € 163,- aan nakosten zonder betekening dan wel op
€ 248,- aan nakosten in geval van betekening, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van voldoening;
in reconventie
5.6.
wijst de vordering af;
5.7.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van Grandslam, tot op heden begroot op nihil;
verder in conventie en reconventie
5.8.
verklaart het in dit vonnis onder 5.2, 5.3 en 5.4 bepaalde, alsmede de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Knijff en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom
3.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, Haviltex
4.HR 4 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI6319, (
5.HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101, Lundiform/Mexx.
6.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 28 oktober 2011, NJ 2012/685 (Gemeente De Ronde Venen/Stedin)
7.Burgerlijk Wetboek
8.Dit tarief is te raadplegen op www.rechtspraak.nl (Aanbeveling tarieven kort gedingen kantonzaken en handelszaken) en is van toepassing op kort geding zaken waarin op of na 1 februari 2021 vonnis wordt gewezen.