Overwegingen
1. De werknemer is tot 1 oktober 2021 werkzaam geweest als casino medewerker bij eiseres. Op 25 september 2021 heeft de werknemer een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd, waarbij hij als ingangsdatum van de werkloosheid 1 oktober 2021 heeft aangegeven. Met het besluit van 27 september 2021 is aan de werknemer een WW-uitkering toegekend per 1 oktober 2021. Op 14 november 2021 heeft de werknemer zich per 1 oktober 2021 ziekgemeld.
2. Met het primaire besluit heeft het UWV vastgesteld dat de werknemer, in verband met nawerking van de inmiddels beëindigde verzekering, ziek is vanaf 1 oktober 2021 en in verband met de wachtdagen vanaf 4 oktober 2021 recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Eiseres heeft hiertegen bezwaar ingesteld. Het UWV heeft met het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd.
3. Met het besluit van 7 februari 2022 heeft het UWV aangegeven dat de WW-uitkering van de werknemer wordt gewijzigd. Omdat de werknemer vanaf 1 oktober 2021 ziek is wordt zijn WW-uitkering met ingang van 1 oktober 2021 beëindigd en krijgt hij per 4 oktober 2021 (in verband met de wachtdagen) een ZW-uitkering. De WW-uitkering wordt verrekend met de ZW-uitkering. Tegen dit besluit hebben zowel eiseres als de werknemer geen bezwaar gemaakt.
4. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft vastgesteld dat aan de werknemer een ZW-uitkering wordt toegekend in verband met arbeidsongeschiktheid per
1 oktober 2021. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. Eiseres voert aan dat artikel 46 van de ZW in onderhavige situatie niet van toepassing is, omdat de werknemer op de UWV-vragenlijst juist aangeeft zich in de twaalf maanden voor 14 november 2021 niet eerder te hebben ziekgemeld en hij als reden voor zijn ziekmelding op 10 november 2021 expliciet een latere medische ingreep op 6 december 2021 noemt. De werknemer ontving al vanaf 1 oktober 2021 een WW-uitkering en zijn ziekmelding op 10 november 2021 vond plaats tijdens de WW-uitkeringsduur alsmede na vier weken na datum einde dienstverband (zijnde 30 september 2021). De door het UWV in het besluit van 6 december 2021 gestelde nawerking van een geëindigde verzekering op grond van artikel 46 van de ZW is in dit geval dan ook niet van toepassing nu immers sprake was van verzekering op grond van de WW-uitkering van de werknemer en tevens van ziekmelding na vier weken na einde dienstverband. Daarnaast heeft het bestreden besluit voor eiseres grote financiële consequenties gelet op de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (Wet BeZaVa). Eiseres onderbouwt haar standpunt met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 12 mei 2017.
6. Niet is in geschil dat het dienstverband van de werknemer is beëindigd met ingang van 1 oktober 2021.
7. Op grond van artikel 46, eerste lid, van de ZW heeft degene die binnen vier weken na het einde van zijn verzekering ongeschikt tot werken wordt, tegenover het UWV aanspraak op ziekengeld alsof hij verzekerd was gebleven. Indien de verzekering berust op een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3 ontstaat de in de eerste zin bedoelde aanspraak op ziekengeld eerst na het eindigen van die dienstbetrekking.
8. De aan de werknemer met ingang van 1 oktober 2021 toegekende WW-uitkering is bij besluit van 7 februari 2022 ingetrokken, omdat aan de werknemer alsnog ziekengeld per 4 oktober 2021 is toegekend. De omstandigheid dat de werknemer in het zicht van het einde van zijn dienstverband een WW-uitkering heeft aangevraagd en dat de werknemer bij besluit van 27 september 2021 al een WW-uitkering was toegekend met ingang van
1 oktober 2021, dus voordat het primaire besluit was afgegeven, maakt dit niet anders. Daartoe verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de CRvB van 20 april 2016.Indien, zoals in dit geval, na een WW-toekenning alsnog wordt vastgesteld dat betrokkene direct aansluitend aan het einde van het dienstverband arbeidsongeschikt was in de zin van de ZW, heeft dat als gevolg dat op grond van artikel 19 van de WW een uitsluitingsgrond voor een WW-uitkering van toepassing is geworden, tenzij die vaststelling in rechte wordt aangetast.
9. Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of het standpunt van het UWV dat de werknemer op 1 oktober 2021 arbeidsongeschikt is in de zin van de ZW, juist is.
10. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB brengt, in het geval dat een belanghebbende werkgever de (mate van) arbeidsongeschiktheid van een (ex-)werknemer betwist, de aard van de betrokken belangen mee dat het UWV het besluit ten aanzien van die arbeidsongeschiktheid zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk motiveert.Er bestaat geen aanleiding een geschil in het kader van de ZW als hier aan de orde anders te beoordelen.
11. Eiseres heeft bestreden dat de werknemer op 1 oktober 2021 arbeidsongeschikt in de zin van de ZW was. Eiseres stelt dat het bestreden besluit niet is gebaseerd op een medische grondslag of een objectief toetsbare motivering. Uit de in de bezwaarfase ontvangen gedingstukken blijkt naar de mening van eiseres dat het UWV zich hierbij enkel heeft gebaseerd op (haar interpretatie van) een door de werknemer gegeven antwoord op de vragenlijst en op een medisch onderzoeksverslag van 22 juli 2019 (dat gezien de ziekmeldings- en toekenningsdata in geding, elke relevantie mist). Van enig recent(er) nader medisch onderzoek van het UWV is in casu geen sprake geweest, dus ook niet na (of naar aanleiding van) de ziekmelding van de werknemer op 10 november 2021.
12. De werknemer heeft zich met terugwerkende kracht ziekgemeld bij het UWV. Het UWV stelt dat de plausibiliteit van de ziekmelding is getoetst door de verzekeringsarts Roeters, zoals volgt uit het eerstelijnsverslag van 30 december 2021. Ook wordt verwezen naar het document ‘Screening Eerstejaars Ziektewet-beoordeling’ van 29 augustus 2022 waaruit volgens het UWV volgt dat de werknemer niet wordt opgeroepen voor een EZWb, omdat er sprake is van beperkingen waarvoor behandeling wordt ingezet. En deze behandeling dient te worden afgewacht. Uit dit document volgt dat verzekeringsarts De Wit de ontvangen medische informatie heeft bestudeerd. Het is de rechtbank niet bekend welke informatie dit betreft en daarnaast heeft de verzekeringsarts beoordeeld of een EZWb dient plaats te vinden en niet of de eerste ziektedag juist is vastgesteld. De rechtbank merkt op dat aan de beoordeling van de plausibiliteit van de ziekmelding zowel in primo als in bezwaar geen medisch onderzoek door een (verzekerings)arts ten grondslag ligt. Verder blijkt niet dat de werknemer heeft gesproken met een (verzekerings)arts. Ook heeft geen lichamelijk en/of psychisch onderzoek plaatsgevonden. De onderzoekshandelingen die het UWV wel heeft verricht acht de rechtbank onvoldoende, omdat hieruit niet blijkt dat het UWV een zorgvuldig, deugdelijk en voldoende gemotiveerd medisch onderzoek heeft verricht naar de eerste ziektedag. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom 1 oktober 2021 is aangemerkt als eerste ziektedag.