ECLI:NL:RBDHA:2023:12886

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
AWB 23/2371 (beroep) en AWB 23/2373 (voorlopige voorziening)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een terugkeerbesluit en voorlopige voorziening in het vreemdelingenrecht

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen een terugkeerbesluit dat haar is opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Marokkaanse vrouw, is op 9 februari 2023 verplicht om binnen vier weken naar Marokko te vertrekken. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op 28 augustus 2023 de zaak behandeld, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld door eiseres niet in de gelegenheid te stellen haar zienswijze schriftelijk in te dienen. Eiseres heeft tijdens het gehoor voldoende gelegenheid gehad om haar persoonlijke omstandigheden mondeling naar voren te brengen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op basis van de verklaringen van eiseres tijdens het gehoor mocht concluderen dat er geen belemmeringen waren voor haar terugkeer naar Marokko. Eiseres had geen rechtmatig verblijf in Nederland en had zich onttrokken aan het vreemdelingentoezicht.

Eiseres heeft ook aangevoerd dat het terugkeerbesluit in strijd is met artikel 8 van het EVRM en dat zij in aanmerking komt voor een verblijfsrecht op basis van het arrest Chavez-Vilchez. De rechtbank oordeelt echter dat deze beroepsgronden niet slagen, omdat eiseres een aparte aanvraag moet indienen voor een verblijfsrecht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 23/2371 en AWB 23/2373
uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter van 28 augustus 2023 in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.S. Jordan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van den Hoek).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het aan haar opgelegde terugkeerbesluit (bestreden besluit) van 9 februari 2023.
1.1.
Met het bestreden besluit heeft verweerder eiseres verplicht om binnen een termijn van 4 weken naar Marokko te vertrekken.
1.2.
Eiseres heeft beroep (AWB 23/2371) tegen het bestreden besluit ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiseres de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (AWB 23/7323) te treffen.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1997 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Eiseres is destijds met een visum Nederland ingereisd. Vanwege het vermoeden van onrechtmatig verblijf is de vreemdelingenpolitie op 5 februari 2023 de woning van eiseres en haar echtgenoot, dhr. [naam] , die de Nederlandse nationaliteit heeft, binnengetreden en heeft eiseres daar aangetroffen. Eiseres heeft zich geïdentificeerd door het tonen van haar paspoort en is nog op diezelfde dag gehoord over het voornemen van verweerder om aan haar een terugkeerbesluit op te leggen.
Wat heeft verweerder besloten?
4. Naar aanleiding van het gehoor heeft verweerder een terugkeerbesluit aan eiseres opgelegd, gericht op vertrek naar Marokko, met een vertrektermijn van 4 weken. Redengevend hiervoor is dat eiseres op het moment van het opleggen van het terugkeerbesluit geen rechtmatig verblijf had in Nederland en zich na het verlopen van de geldigheidsduur van haar visum onttrokken heeft aan het vreemdelingentoezicht.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres vindt dat verweerder haar ten onrechte een terugkeerbesluit heeft opgelegd.
Eiseres is niet in de gelegenheid gesteld om haar zienswijze over het terugkeerbesluit kenbaar te maken en zij heeft ook geen mogelijkheid gehad om eerst een advocaat te spreken. Daarnaast is eiseres gelet op haar medische omstandigheden niet in staat om aan haar vertrekplicht te voldoen. In januari 2023 is zij namelijk met een crisismaatregel gedwongen opgenomen geweest wegens ernstige psychische problemen en bovendien was zij op het moment van het opleggen van het terugkeerbesluit zwanger. Verweerder heeft niet naar deze medische omstandigheden gevraagd en dientengevolge hier ook geen rekening mee gehouden bij het opleggen van het terugkeerbesluit. Ook komt eiseres vanwege de recente geboorte van haar kind, waarvan de vader de Nederlandse nationaliteit heeft, in aanmerking voor een afgeleid verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez [1] . Tot slot is het terugkeerbesluit in strijd met artikel 8 van het EVRM [2] en had verweerder van zijn eigen beleid moeten afwijken en geen terugkeerbesluit moeten opleggen op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk en overweegt daartoe als volgt.
Zienswijze terugkeerbesluit en medische omstandigheden
7.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door eiseres niet in de gelegenheid te stellen haar zienswijze schriftelijk in te dienen. Daarbij verwijst de rechtbank naar een uitspraak [3] van de hoogste Nederlandse vreemdelingenrechter. Daarin wordt overwogen dat het feit dat de vreemdeling zijn zienswijze niet schriftelijk kenbaar heeft kunnen maken, op zichzelf niet tot het oordeel leidt dat hij, in strijd met het bepaalde in artikel 4:8, eerste lid, en artikel 4:9 van de Awb, niet in de gelegenheid is gesteld zijn individuele omstandigheden aan te voeren, indien hij daartoe mondeling voldoende in staat is gesteld. Eiseres is naar het oordeel van de rechtbank voldoende in de gelegenheid gesteld om haar relevante persoonlijke omstandigheden mondeling naar voren te brengen. Uit het M110 verslag van het gehoor blijkt dat eiseres heeft gezegd dat zij vrijwillig wil terugkeren naar Marokko, dat zij in staat is om naar Marokko terug te keren, dat zij geen problemen voorziet om de terugkeer te bewerkstelligen en dat zij verder gezond is. Uit deze verklaringen van eiseres heeft verweerder mogen afleiden dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres – waaronder haar gezondheid – geen belemmering vormen om aan de vertrekplicht te voldoen. Dat achteraf blijkt dat er medische omstandigheden bij eiseres speelden – namelijk een zwangerschap en een eerdere gedwongen opname wegens psychische problematiek – maakt niet dat verweerder niet mocht uitgaan van de verklaringen die eiseres tijdens het gehoor ten overstaan van de vreemdelingenpolitie heeft afgelegd. Bij vaststelling van onrechtmatig verblijf is het in de eerste plaats aan eiseres om aan te voeren waarom zij niet kan terugkeren naar haar land van herkomst. Nog afgezien van de vraag of de eerdere psychische problematiek nog actueel was ten tijde van het gehoor, was verweerder destijds in ieder geval niet bekend met de eerdere psychische problematiek van eiseres en had dit ook niet kunnen zijn, omdat het aan eiseres was om deze tijdens het gehoor aan te voeren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiseres voldoende in de gelegenheid gesteld om haar persoonlijke omstandigheden toe te lichten en heeft verweerder in hetgeen is aangevoerd door eiseres dan ook geen aanleiding hoeven zien om van het opleggen van een terugkeerbesluit af te zien. Dat eiseres niet de mogelijkheid van rechtsbijstand zou hebben gehad, volgt de rechtbank niet, nu uit het M110 verslag blijkt dat dit wel het geval is geweest.
Beroep op artikel 8 EVRM en het arrest Chavez-Vilchez.
7.2
Uit vaste rechtspraak [4] van de Afdeling volgt dat bij het opleggen van een terugkeerbesluit niet wordt toegekomen aan de vraag of het terugkeerbesluit in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft terecht gesteld dat indien eiseres voor een verblijfsrecht op grond van artikel 8 van het EVRM in aanmerking wenst te komen, zij een daartoe strekkende aanvraag kan doen. Ook indien eiseres in aanmerking wenst te komen voor een Chavez-Vilchez verblijfsrecht, zal zij dit via een aparte daartoe strekkende aanvraag moeten laten toetsen door verweerder.
Beroep op artikel 4:84 Awb
7.3
Ook het beroep op artikel 4:84 van de Awb slaagt niet. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat het hier niet gaat om toepassing van een beleidsregel, zodat deze beroepsgrond al hierom niet opgaat.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat aan eiseres terecht een terugkeerbesluit is opgelegd en dat zij verplicht is om terug te keren naar Marokko. Eiseres krijgt geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen verzet of hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, zaaknummer C-133/15, ECLI:EU:C:2017:354.
2.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 2 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:224.
4.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 12 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2918, rechtsoverweging 8 en de uitspraak van de Afdeling van 1 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY2816, rechtsoverweging 1.3.