ECLI:NL:RBDHA:2023:12853

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.13956
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 augustus 2023, is het beroep van eisers gegrond verklaard. Eisers, die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) hadden ingediend, stelden dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op hun aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag, die op 9 september 2022 was ontvangen, een besluit had moeten nemen. Aangezien de beslistermijn op 8 maart 2023 was verstreken zonder dat er een besluit was genomen, was de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke gesteld door de ingebrekestelling van 17 april 2023. Het beroep was tijdig ingediend op 9 mei 2023, meer dan twee weken na de ingebrekestelling.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bijzonder geval, waarbij een langere beslistermijn dan twee weken kon worden opgelegd. De rechtbank bepaalde dat de staatssecretaris binnen vier weken na de verzending van de uitspraak een besluit moest nemen. Tevens werd er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris ook in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 418,50, en het griffierecht van € 184 moest worden vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt en is geanonimiseerd gepubliceerd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13956

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres 1

v-nummer: [nummer]
[naam],eiseres 2
v-nummer: [nummer]
[naam],eiseres 3
v-nummer: [nummer]
[naam],eiser 1
v-nummer: [nummer]
[naam],eiser 2
v-nummer: [nummer]
[naam],eiseres 4
v-nummer: [nummer]
samen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder(gemachtigde: A. van den Heuvel).

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag
voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis welke ten behoeve van hen is ingediend op 29 september 2022.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit
met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het
beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een
besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling
door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Volgens verweerder is de aanvraag op 9 september 2022 ontvangen. Verweerder moet op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen 90 dagen beslissen op de aanvraag. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd met drie maanden. Verweerder had dus uiterlijk op 8 maart 2023 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Met de ingebrekestelling van 17 april 2023 is verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld. Op 9 mei 2023 is het beroep wegens niet-tijdig beslissen ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep meer dan twee weken verstreken, zodat het beroep tijdig is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
3. Indien verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel
8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen het
bestuursorgaan een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de
naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het
derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
4. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 17 maart 2023. [1] Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan twee weken op te leggen.
5. Om te bepalen welke termijn verweerder moet worden gegund om alsnog tot een
besluit te komen, wordt de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2020 [2] als uitgangspunt genomen. In deze uitspraak is geoordeeld dat de te bepalen nadere beslistermijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort mag zijn.
6. Verweerder verzoekt de rechtbank daarom om een nadere beslistermijn van vier weken. De rechtbank acht dat niet onredelijk. Zij zal daarom bepalen dat verweerder binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
7. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid van de Awb bepaalt de rechtbank dat
verweerder een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden. Daarbij geldt een maximum van € 7.500.
8. Eisers verzoeken de rechtbank om de bestuurlijke dwangsommen vast te stellen en om verweerder te veroordelen in de door hun gemaakte proceskosten.
9. De rechtbank stelt vast dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is
verstreken, zodat verweerder aan eisers € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft
verbeurd.
10. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
  • stelt de hoogte van de door verweerder aan eisers verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442 (duizend vierhonderdtweeënveertig euro);
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
  • bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ter hoogte van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.