ECLI:NL:RBDHA:2023:12841
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres op 22 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres had op 8 november 2022 een aanvraag ingediend, maar verweerder heeft pas op 9 december 2022 bevestigd dat de aanvraag was ontvangen. De beslistermijn van 90 dagen is door verweerder met drie maanden verlengd, maar eiseres heeft op 30 mei 2023, na het verstrijken van deze termijn, verweerder in gebreke gesteld. Aangezien er tot op heden geen besluit is genomen, is het beroep kennelijk gegrond. De rechtbank vernietigt het niet-tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van €100,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van €7.500,-. Daarnaast is de staatssecretaris een bestuurlijke dwangsom van €1.442,- verschuldigd, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken zonder besluit. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op €418,50, en moet het griffierecht van €184 vergoeden.