ECLI:NL:RBDHA:2023:12763

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.22533
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was eerder opgelegd op 4 maart 2023 en werd op 17 maart 2023 opgeheven, maar werd opnieuw opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 11 augustus 2023 en bepaald dat een zitting niet nodig was.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig is bevonden en dat de beoordeling van het voortduren van de maatregel alleen betrekking heeft op de periode na het sluiten van het eerdere onderzoek. Eiser stelt dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko, omdat er geen reactie is gekomen op zijn aanvraag voor een laissez passer. De rechtbank oordeelt echter dat er in beginsel zicht op uitzetting aanwezig is, aangezien de autoriteiten nog geen definitieve afwijzing hebben gegeven en verweerder regelmatig contact heeft met de Marokkaanse autoriteiten.

De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende meewerkt aan zijn uitzetting en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de maatregel van bewaring op te heffen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier, en is openbaar gemaakt op 17 augustus 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.22533
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Benayad), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Verweerder heeft op 4 maart 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Verweerder heeft de maatregel van bewaring opgeheven op 17 maart 2023. Tegelijkertijd heeft verweerder eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 11 augustus 2023 gesloten en heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1993.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 27 juni 2023 (in de zaak NL23.17401) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat zicht op uitzetting naar Marokko ontbreekt. Er is nog steeds geen reactie gekomen op de aanvraag voor een laissez passer (lp) en eiser is nog niet uitgezet. In het verleden is gebleken dat Marokko niet meewerkt aan lp-aanvragen. Nergens blijkt uit dat dit in deze zaak anders zal zijn. Eiser heeft daarentegen wel meegewerkt aan alle vertrekgesprekken en heeft ook alle benodigde informatie verschaft.
5. De rechtbank oordeelt over het zicht op uitzetting naar Marokko als volgt. In beginsel is dit zicht aanwezig. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022 en 16 mei 2023.1 In de enkele omstandigheid dat de Marokkaanse autoriteiten tot op heden geen reactie hebben gegeven, ligt geen aanknopingspunt voor het oordeel dat deze autoriteiten niet tot verlening van de lp voor eiser zullen overgaan. De rechtbank overweegt daartoe dat het onderzoek nog loopt en de autoriteiten niet op voorhand hebben aangegeven geen lp aan eiser te verstrekken. Verweerder rappelleert regelmatig bij de Marokkaanse autoriteiten, laatstelijk op 8 augustus 2023, en voert vertrekgesprekken met eiser.
6. Verder geldt onverminderd dat op eiser de plicht rust om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan zijn uitzetting. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet gebleken dat eiser stappen onderneemt om aan documenten te komen om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen. Tijdens het meest recente vertrekgesprek (op 14 augustus 2023) heeft eiser zelfs verklaard dat hij geen actie zal ondernemen om een lp te verkrijgen. Dit mag wel van eiser worden verwacht. Daarnaast overweegt de rechtbank dat, anders dat eiser stelt, niet is gebleken dat eiser meewerkt aan alle vertrekgesprekken. Hij is immers niet verschenen op het vertrekgesprek van 19 juni 2023 en heeft toen laten weten niet in gesprek te willen met DT&V. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiser stelt vervolgens dat de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen.
8. De rechtbank oordeelt dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring op te heffen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
9. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe de rechtbank gehouden is, is er geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig voortduurt.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.