In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres behandeld, die stelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 11 november 2022 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres heeft op 12 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen, nadat zij de staatssecretaris op 24 mei 2023 in gebreke had gesteld. De rechtbank oordeelt dat de wettelijke beslistermijn is verstreken en dat de ingebrekestelling geldig is. De staatssecretaris heeft de maximale bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- verbeurd.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval. Eiseres voert aan dat de maximale beslistermijn van negen maanden, zoals bedoeld in de Gezinsherenigingsrichtlijn, wordt overschreden. De rechtbank volgt eiseres hierin niet en past de eerder geformuleerde uitgangspunten toe. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij voornemens is om de aanvraag van eiseres compleet te maken en dat een termijn van acht weken passend is voor het nemen van een besluit.
De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de staatssecretaris de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken alsnog een besluit te nemen op de aanvraag.