ECLI:NL:RBDHA:2023:12755
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben eisers, waaronder minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun bezwaar tegen de afwijzing van hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft het verzoek van eisers om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling.
Eisers hebben op 23 september 2022 een bezwaarschrift ingediend, waarop verweerder binnen negentien weken had moeten beslissen. De beslistermijn is echter verstreken, en eisers hebben verweerder op 23 mei 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is. Eisers hebben verzocht om de rechtbank te veroordelen tot het vaststellen van de verbeurde dwangsommen en om verweerder te verplichten binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder binnen twintig weken na de uitspraak een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.