Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[minderjarige 2],V-nummer: [V-nummer],
[minderjarige 3], V-nummer: [V-nummer], samen; eisers
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eisers, een Pakistaans gezin bestaande uit een vader, moeder en hun minderjarige kinderen, tegen de afwijzing van hun tweede asielaanvraag beoordeeld. De eisers, die op 28 november 2019 een eerste aanvraag om een verblijfsvergunning asiel indienen, worden geconfronteerd met een afwijzing van deze aanvraag op 10 mei 2021. Op 13 juli 2022 dienen zij een tweede aanvraag in, waarbij zij stellen dat zij nu nieuwe stukken kunnen overleggen die hun situatie onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de herhaalde aanvraag kennelijk ongegrond is en dat de eisers Nederland onmiddellijk moeten verlaten. De rechtbank stelt vast dat de eisers, die als christenen in Pakistan leven, te maken hebben gehad met discriminatie, maar oordeelt dat de door hen aangevoerde problemen niet voldoende zijn om aan te nemen dat zij een reëel risico lopen op vervolging of een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De rechtbank concludeert dat de eisers niet met voldoende bewijs hebben aangetoond dat hun situatie in Pakistan hen in gevaar zou brengen. De beroepen worden ongegrond verklaard en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.