ECLI:NL:RBDHA:2023:12727

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.21881
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en ongegrondverklaring van beroep inzake uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die op 6 maart 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, vertegenwoordigd door mr. D. Matadien, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 1 augustus 2023 was opgeheven, maar dat de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel tot dat moment moest worden beoordeeld. De rechtbank heeft eerder, op 6 juli 2023, geoordeeld dat de maatregel rechtmatig was tot de sluiting van het onderzoek op die datum.

Eiser betwistte dat er zicht was op zijn uitzetting naar Marokko en stelde dat de Staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelde. De rechtbank oordeelde echter dat deze gronden faalden, aangezien eiser inmiddels naar Marokko was uitgezet. De rechtbank heeft ook overwogen dat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat de medische toestand van eiser geen aanleiding gaf om een lichter middel dan bewaring op te leggen. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beoordeling rechtvaardigden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 augustus 2023 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.21881
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Verweerder heeft op 6 maart 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapport van 1 augustus 2023 (het voortgangsrapport) ingebracht. Eiser heeft hierop op 2 augustus 2023 gereageerd. Verweerder heeft op 3 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft de maatregel van bewaring op 1 augustus 2023 opgeheven.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 7 augustus 2023 gesloten en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. De rechtbank, deze zittingsplaats, stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 6 juli 20231 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 5 juli 2023, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 5 juli 2023.
1. Zaaknummer NL23.18821, ECLI:NL:RBDHA:2023:10219.
Zicht op uitzetting en voortvarendheid
2. Eiser betwist dat er zicht is op zijn uitzetting naar Marokko. Verder stelt hij dat verweerder zijn uitzetting onvoldoende voortvarend ter hand neemt. Dit is volgens hem gelegen in de omstandigheid dat er onduidelijkheid bestaat over de juistheid van de naam waarop de laissez passer (lp) is afgegeven.
3. Naar het oordeel van de rechtbank falen deze beroepsgronden al vanwege het feit dat eiser inmiddels naar Marokko is uitgezet op basis van de voor hem verstrekte lp.
Lichtermiddel/belangenafweging
4. Eiser stelt dat het voortgangsrapport onvoldoende blijk geeft van een inhoudelijk en individuele belangenafweging. Zo heeft verweerder de medische toestand van eiser niet kenbaar betrokken. Evenmin heeft verweerder kenbaar beoordeeld of de gronden van de maatregel van bewaring nog steeds van toepassing zijn. Aldus heeft verweerder ten onrechte niet gemotiveerd waarom niet volstaan had kunnen worden met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring.
5. De rechtbank oordeelt als volgt. Bij uitspraak van 27 maart 20232 heeft de rechtbank, deze zittingsplaats, geoordeeld dat de gronden van de maatregel terecht zijn opgevoerd. Van feiten of omstandigheden die op enig moment sinds 5 juli 2023 tot een andere beoordeling door verweerder hadden moeten leiden, is niet gebleken. Het is voor verweerder dan ook niet nodig geweest om wederom en kenbaar een beoordeling te maken omtrent de gronden van de maatregel van bewaring. Voorts heeft verweerder in het bestreden besluit afdoende gemotiveerd dat en waarom de medische toestand van eiser geen aanleiding geeft om te volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Bij dezelfde uitspraak van 27 maart 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat de beroepsgrond op dit onderdeel faalt. Eiser heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen, op grond waarvan verweerder sinds 5 juli 2023 tot een andere afweging had moeten komen. Voorts blijkt uit het voortgangsrapport dat eiser op 5 juli 2023 is gepresenteerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Vanaf dat moment was voor verweerder duidelijk dat de afgifte van een lp en de uitzetting van eiser naar Marokko in het verschiet lag. Uit het voortgangsrapport blijkt ook dat eiser (nog steeds) niet naar Marokko wenste terug te keren. In dit samenstel van deze omstandigheden heeft verweerder de voor eiser nadelige belangenafweging terecht ongewijzigd gelaten. Het voortgangsrapport maakt dit afdoende inzichtelijk.
Conclusie
6. Gelet op het vorenstaande en tevens met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe de rechtbank gehouden is, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van opheffing op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 Zaaknummer NL23.6914, ECLI:NL:RBDHA:2023:4559.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 augustus 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.