ECLI:NL:RBDHA:2023:12700
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 9 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 8 augustus 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft betoogd dat hij geen asielaanvraag in Oostenrijk heeft ingediend en dat Griekenland verantwoordelijk is, maar de rechtbank oordeelt dat de Eurodac-registratie aantoont dat eiser op 30 januari 2023 in Oostenrijk een asielaanvraag heeft ingediend. De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om aan te tonen dat de Eurodac-informatie niet klopt, wat hij niet heeft gedaan.
Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat er systeemgebreken zijn in Oostenrijk die het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondermijnen. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris er vanuit mag gaan dat Oostenrijk zich aan de verdragsverplichtingen houdt en dat eiser niet heeft aangetoond dat er actuele tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Oostenrijk. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen en eiser kan worden overgedragen aan Oostenrijk. De rechtbank wijst ook de verzoeken om proceskostenvergoeding af.