ECLI:NL:RBDHA:2023:12650
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 27 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk wordt geacht voor de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft op 25 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en heeft geen bewijs geleverd dat zijn aangifte in Duitsland niet is opgenomen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en dat eiser niet heeft aangetoond dat dit beginsel in zijn geval niet van toepassing is.
Daarnaast heeft eiser betoogd dat de geboortedatum die door de staatssecretaris is gehanteerd onjuist is, maar de rechtbank oordeelt dat eiser geen identificerende documenten heeft overgelegd die zijn stelling onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser wordt geacht te worden overgedragen aan Duitsland, en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.