ECLI:NL:RBDHA:2023:12640
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan [naam 2]. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan. Eiser had zijn aanvraag op 4 oktober 2022 ingediend, en verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn echter met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste beslisdatum op 2 april 2023 viel. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiser verweerder op 25 mei 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 11 juli 2023 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken zonder dat er een besluit is genomen.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiser heeft ook verzocht om de verbeurde bestuurlijke dwangsommen vast te stellen, en de rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan dwangsommen heeft verbeurd. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50, en het griffierecht van € 184 moet door verweerder worden vergoed. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak aangegeven.