ECLI:NL:RBDHA:2023:12637
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan een derde. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan. De eisers, vertegenwoordigd door mr. A. Kortrijk, hebben hun aanvragen op 28 september 2022 ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld op 31 maart 2023. Het beroep is tijdig ingediend op 14 juni 2023 en is kennelijk gegrond. De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding, tot een maximum van € 7.500. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en proceskosten van € 418,50, alsook tot vergoeding van het griffierecht van € 184. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.