In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvraag beoordeeld. Eisers, van Marokkaanse nationaliteit, hebben een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt de vrees van eiseres voor strafvervolging in Marokko wegens buitenechtelijke seks, en de vraag of Marokko als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat eiseres bij terugkeer naar Marokko met strafvervolging te maken zal krijgen. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris de herbeoordeling van het beleid omtrent veilig land van herkomst heeft gevolgd en dat de nieuwe criteria niet vergelijkbaar zijn met eerdere uitspraken waar eisers naar verwijzen. De rechtbank oordeelt dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, omdat de omstandigheden in de huidige zaak anders zijn dan in de eerdere uitspraken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de aanvraag af.