ECLI:NL:RBDHA:2023:12610

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.17035
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eisers op grond van veilig land van herkomst en strafrechtelijke vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvraag beoordeeld. Eisers, van Marokkaanse nationaliteit, hebben een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt de vrees van eiseres voor strafvervolging in Marokko wegens buitenechtelijke seks, en de vraag of Marokko als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat eiseres bij terugkeer naar Marokko met strafvervolging te maken zal krijgen. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris de herbeoordeling van het beleid omtrent veilig land van herkomst heeft gevolgd en dat de nieuwe criteria niet vergelijkbaar zijn met eerdere uitspraken waar eisers naar verwijzen. De rechtbank oordeelt dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, omdat de omstandigheden in de huidige zaak anders zijn dan in de eerdere uitspraken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de aanvraag af.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.17035
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, en

[eiser sub 1] , [eiser sub 2] en [eiser sub 3], eisers
(gemachtigde: mr. B.A. Palm), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvraag. Eisers zijn van Marokkaanse nationaliteit en geboren op [geboortedatum 1] 1985, [geboortedatum 2] 2010, [geboortedatum 3] 2010 en [geboortedatum 4] 2018.
2. Eisers verblijven momenteel ongeveer 10 jaar in Nederland en in die tijd hebben zij een aantal aanvragen voor een verblijfsvergunning ingediend. Alle aanvragen zijn afgewezen. Dit betrof onder andere een aanvraag voor een asielvergunning in 2017, waarbij één van de asielmotieven eerwraak van de familie van eiseres betrof, en een verzoek om een reguliere verblijfsvergunning op grond van het kinderpardon in 2020.
3. Op 9 mei 2023 hebben eisers een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 8 juni 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
4. De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, A. Ben Mohammed als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Asielrelaas
5. Aan het asielrelaas hebben eisers ten grondslag gelegd dat eiseres vreest voor strafvervolging wegens buitenechtelijke seks. Eiseres is gescheiden in 2013 en haar zoon is geboren in 2018, dus is duidelijk dat hij buiten het huwelijk is geboren. Buitenechtelijke seks is in Marokko strafbaar op grond van artikel 490 van het Marokkaanse Wetboek van
Strafrecht (Wetboek). Zij vreest daarom voor vervolging. Ook vreest zij dat zij vanwege deze buitenechtelijke seks door haar familie zal worden vermoord.
Bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Eiseres heeft een buitenechtelijk geboren kind.
De staatssecretaris heeft beide elementen geloofwaardig geacht. Volgens de staatssecretaris leidt dit er echter niet toe dat eiseres als vluchteling moet worden gezien of een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Marokko wordt namelijk gezien als een veilig land van herkomst. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor haar niet het geval is. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Marokko te maken zal krijgen met strafrechtelijke vervolging. Zij valt daardoor niet onder de uitzonderingscategorie van het veilig land van herkomst beleid. De enkele stelling dat haar zoon buiten het huwelijk om is geboren is onvoldoende om dit aannemelijk te maken.
Hiermee is namelijk nog niet gezegd dat de Marokkaanse autoriteiten hiervan op de hoogte zijn. Er blijkt ook niet dat in alle gevallen wordt vervolgd. Hierbij is ook artikel 493 van het Wetboek van belang. Daarin staat dat artikel 490 van het Wetboek alleen bewezen kan worden door een proces-verbaal van ontdekking op heterdaad door een gerechtelijke politiefunctionaris, of een schriftelijke bekentenis/gerechtelijke erkenning van de verdachte. Niet gesteld of gebleken is dat eiseres aan deze voorwaarden voldoet. Verweerder geeft ook een aantal voorbeelden waaruit volgt dat deze voorwaarden strikt worden nageleefd. De rechtbankuitspraken waar eisers naar hebben verwezen waarin ook sprake was van een risico op vervolging op grond van artikel 490 van het Wetboek maken het standpunt van verweerder niet anders. Een verschil met die zaken was namelijk dat de vreemdeling in die procedure wel aannemelijk had gemaakt dat zij een risico liep op strafvervolging. Eisers hebben verder nog een rapport van het BAMF1 overgelegd waarin het gaat over de positie van kinderen van alleenstaande moeders in Marokko. Eisers hebben echter niet uitgelegd op welke manier deze informatie bij de aanvraag moet worden betrokken en wat zij hiermee beogen. Verweerder wijst de aanvraag af als kennelijk ongegrond omdat eisers de aanvraag enkel hebben ingediend om de uitzetting of overdracht uit te stellen of te verijdelen, en omdat sprake is van een opvolgende aanvraag.
Standpunt eisers
7. Eisers voeren aan dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat Marokko voor hen als een veilig land van herkomst geldt. Zij hebben namelijk wel aannemelijk gemaakt dat eiseres bij terugkeer naar Marokko met vervolging te maken krijgt vanwege buitenechtelijke seks. Eisers wijzen hierbij allereerst op meerdere rechtbankuitspraken waarbij ook sprake was van een vreemdeling met een buitenechtelijk kind en de Marokkaanse nationaliteit.2 In deze soortgelijke zaken heeft verweerder wel aangenomen
1. Duitse Federal Office for Migration and Refugees.
2 Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, 28 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6398, rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, 19 juli 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:11040, rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, 15 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1199 en rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch, 15 oktober 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:10461.
dat de vreemdeling een risico op strafvervolging loopt. Door dat in de huidige zaak niet aan te nemen zonder daarvoor een goede reden te geven, handelt verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Eisers hebben hun vrees voor vervolging wel aannemelijk gemaakt. Het is hiervoor niet nodig dat de vervolging een voldongen feit is; het gaat er om dat er een risico op is. Dit risico bestaat omdat de buitenechtelijke zoon van eiseres het bewijs van de buitenechtelijke seks is, wat direct bij aankomst in Marokko duidelijk zal worden.
Verweerder neemt ten onrechte aan dat alleen vervolging plaatsvindt als aan de bewijsrechtelijke norm van artikel 493 van het Wetboek wordt voldaan. In een artikel van ACCORD staat dat soms toepassing wordt gegeven aan artikel 490 van het Wetboek zonder dat aan de norm van artikel 493 van het Wetboek wordt voldaan. Daarnaast wijzen eisers op een rapport van de organisatie Mobilising for Rights Associates, waaruit volgt dat veel vrouwen die een buitenechtelijk kind hebben gekregen dat kind uit angst voor vervolging achterlaten om zich zo te ontdoen van het bewijs van hun misdaad, en dat ziekenhuizen melding maken van de geboorte van een kind uit een ongehuwde vrouw. Ook blijkt uit het World Report 2020 Morocco van Human Rights Watch dat er in 2018 nog 7.721 volwassenen werden vervolgd voor het verrichten van seksuele handelingen buiten het huwelijk. Daarbij komt dat de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch, terecht de vraag heeft gesteld of het bestaan van een buitenechtelijk kind ook niet als documenten in de zin van artikel 493 van het Wetboek heeft te gelden. Er zijn ook documenten die dit aantonen, waaronder de geboorte akte van [eiser sub 3] . Verder wijzen eisers er op dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat eiseres bescherming bij de autoriteiten kan inroepen voor de problemen die zij met haar familie heeft. Nu de reden voor deze vrees ziet op iets dat in Marokko strafbaar is bij wet, ziet eiseres niet in hoe zij bescherming van de overheid zou kunnen inroepen in dit verband. Tot slot betogen eisers dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen voor de kinderen. Verweerder heeft het rapport van BAMF ten onrechte niet meegewogen. Omdat het ziet op de positie van buitenechtelijke kinderen in Marokko is het rapport relevant. Daarnaast heeft verweerder geen rekening gehouden met de gevolgen voor de kinderen als hun moeder vervolgd en gedetineerd wordt.
Herbeoordeling veilig land van herkomst
8. Bij besluit van 16 februari 2016 is Marokko aangewezen als veilig land van herkomst.3 Onder andere op 6 mei 20214 en 8 juni 20235 hebben herbeoordelingen plaatsgevonden waarbij deze aanwijzing is bevestigd. In de herbeoordeling van 6 mei 2021 staat dat verhoogde aandacht moet worden gegeven aan personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging. In de herbeoordeling van 8 juni 2023 is een verduidelijking hiervan opgenomen. Vermeld wordt dat het niet gaat om iedere persoon die een strafbaar feit heeft gepleegd of daarvan wordt verdacht, maar om personen die met strafvervolging te maken krijgen en die concreet aannemelijk kunnen maken dat de wettelijke waarborgen tegen schendingen van de rechten en vrijheden in hun individuele geval niet worden geboden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat een herbeoordeling in ieder geval elke twee jaar moet plaatsvinden.6 Hierbij mag verweerder het beleid wijzigen en verder concretiseren. Ook in dit geval mocht verweerder dus de uitzonderingscategorie strafrechtelijke vervolging concretiseren.
3 Staatscourant 2016, 8083.
4 Kamerstukken II, 2020-2021, 19637, nr. 2726.
5 Kamerstukken II, 2022-2023, 19637, nr. 3119.
6 Afdeling 7 april 2021 ECLI:NL:RVS:2021:738, r.o. 10.2.
Gelijkheidsbeginsel
9. Verweerder heeft op zitting uitgelegd dat deze concretisering van de uitzonderingscategorie ‘personen die met strafrechtelijke vervolging te maken krijgen’, impliceert dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel door te verwijzen naar meerdere rechtbankuitspraken niet slaagt. Uit de bewoordingen van de uitzonderingscategorie in 2021 bleek volgens een aantal rechtbankuitspraken7 niet duidelijk dat de strafrechtelijke vervolging al moest zijn aangevangen of aangekondigd. Dit blijkt wel uit de tekst van de nieuwe herbeoordeling. Het moet gaan om mensen die daadwerkelijk met strafvervolging te maken krijgen; niet om mensen waarbij er een mogelijkheid is dat ze daarmee te maken krijgen. Omdat in de uitspraken waar eisers naar verwijzen de oude herbeoordeling van toepassing was, en bij de huidige zaak de nieuwe, is geen sprake van vergelijkbare zaken, aldus verweerder. Bovendien is er sprake van voortschrijdend inzicht en is verweerder kritischer gaan kijken naar deze zaken.
10. De rechtbank is gelet op deze uitleg van verweerder van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Nu bij de uitspraken waar eisers naar verwijzen een andere veilig land van herkomst beleid gold, waarin vreemdelingen sneller onder de uitzonderingscategorie strafvervolging vielen, is geen sprake van vergelijkbare zaken. Uit het bestreden besluit volgt ook dat verweerder dit nieuwe criterium heeft gehanteerd. Hoewel dit niet expliciet in het besluit is genoemd, is wel het criterium gehanteerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat eiseres bij terugkeer te maken zal krijgen met strafrechtelijke vervolging. Dit in tegenstelling tot het criterium dat in de rechtbankuitspraken is gehanteerd, namelijk dat de vreemdeling
een risicoloopt op strafvervolging. Omdat de herbeoordeling in werking is getreden op de dag van het besluit, heeft verweerder daarmee het juiste toetsingskader gevolgd. Dat verweerder de herbeoordeling niet expliciet in het besluit heeft genoemd, maakt dat niet anders.
Aannemelijk maken strafrechtelijke vervolging
11. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat eiseres strafrechtelijk zal worden vervolgd als zij terugkeert naar Marokko. Het is aan eisers om dit aannemelijk te maken. Verweerder heeft mogen stellen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de autoriteiten weten dat eiseres een buitenechtelijk kind heeft of dat zij hier bij haar terugkomst in Marokko van op de hoogte zullen raken. Uit het gehoor, de gronden en op zitting is onvoldoende duidelijk geworden waarom zij moet vrezen voor de autoriteiten. Eiseres is in het gehoor meermalen gevraagd waaruit blijkt dat Marokko voor haar geen veilig land van herkomst is. Ze heeft hierop niet concreet aangegeven waarom zij strafvervolging verwacht. Dat haar zoon dezelfde achternaam als zij heeft en de autoriteiten dat bij terugkomst direct zullen zien, heeft verweerder hiervoor onvoldoende mogen vinden. Er kunnen namelijk meerdere redenen zijn voor de omstandigheid dat een kind de achternaam van zijn moeder heeft. Ook uit een geboorteakte blijkt niet direct dat een kind buiten het huwelijk is geboren. Daarbij is ook van belang dat niet is gebleken dat de autoriteiten actief op zoek gaan naar overtreders van dit strafbare feit. Verweerder heeft hierbij ook terecht gewezen op artikel 493 van het Wetboek. In dit artikel staat dat de strafbare feiten uit artikel 490 van het Wetboek slechts op twee manieren kunnen worden bewezen: (a) door een proces-verbaal van ontdekking op heterdaad door een gerechtelijke
7 Waaronder Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, 28 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6398.
politiefunctionaris, of (b) door een schriftelijke bekentenis en/of gerechtelijke erkenning van de verdachte. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze bewijsmiddelen er in het geval van eiseres zijn. Over de omstandigheid dat zij een buitenechtelijk kind heeft, heeft verweerder mogen stellen dat dit niet valt onder de bewijsmiddelen genoemd onder dit artikel. Met de rapporten die eisers hebben overgelegd hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat Marokko ook vervolging instelt als niet aan deze bewijsrechtelijke regels wordt voldaan. In een artikel van ACCORD staat weliswaar dat een pleiter van vrouwenrechten dit heeft verklaard, maar dit wordt niet ondersteund met voorbeelden. Uit het rapport van de organisatie Mobilising for Rights Associates kan de rechtbank dit ook niet afleiden.
Bovendien ziet het deel van het rapport waar eisers naar verwijzen op de situatie waarin het buitenechtelijke kind in een ziekenhuis in Marokko wordt geboren, en is dat niet de situatie waarin eiseres zich bevindt. Uit het rapport van Human Rights Watch blijkt alleen hoeveel mensen in 2018 voor dit feit zijn vervolgd, maar niet wat de bewijsmiddelen in deze zaken waren. De rechtbank begrijpt het standpunt van eisers dat als eiseres problemen met haar familie zou hebben vanwege het hebben van een buitenechtelijk kind, zij hiervoor niet bij de autoriteiten kan aankloppen omdat de problemen zien op een strafbaar feit dat zij heeft gepleegd. Echter, verweerder heeft in het besluit overwogen dat eiseres de problemen met haar familie niet aannemelijk heeft gemaakt. Hier hebben eisers geen gronden tegenin gebracht. Niet is dus gebleken dat eiseres door problemen met haar familie gevaar loopt. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangen van het kind
12. De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de kinderen. Over het rapport van BAMF heeft verweerder mogen stellen dat eisers onvoldoende duidelijk hebben gemaakt wat voor conclusies hieraan verbonden zouden moeten worden. In de zienswijze hebben eisers gesteld dat uit het rapport volgt dat buitenechtelijke kinderen niet worden geregistreerd of dat in de geboorteakte de vermelding ‘Abd’ voor alleenstaande moeder staat. De kinderen zouden worden achtergesteld op het gebied van onderwijs en werkgelegenheid. Niet duidelijk is in hoeverre dit voor de zoon van eiseres van belang zou zijn, onder meer omdat het nog onduidelijk is of hij wel een Marokkaanse geboorteakte heeft. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet in heeft hoeven gaan op de gevolgen voor de kinderen als hun moeder vervolgd zou worden en gedetineerd zou raken. Omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat van vervolging sprake zal zijn bij terugkomst in Marokko, komt verweerder aan die stap in de beoordeling niet toe.

Conclusie en gevolgen

13. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen asielvergunning krijgen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal - van der Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 augustus 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.