ECLI:NL:RBDHA:2022:6398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
NL22.7382
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en veilig land van herkomst Marokko met betrekking tot buitenechtelijke kinderen en afvalligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eisers, met de Marokkaanse nationaliteit, een asielvergunning voor bepaalde tijd hebben aangevraagd. De aanvragen zijn door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd. Eisers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij zij aanvoeren dat Marokko niet veilig is voor hen vanwege de risico's op strafrechtelijke vervolging voor het hebben van buitenechtelijke kinderen en afvalligheid. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 2 juni 2022, waarbij eisers zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat eisers niet voldoende hebben aangetoond dat Marokko in hun geval niet als veilig kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat eisers geen reëel risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de bestreden besluiten ondeugdelijk zijn gemotiveerd en heeft deze vernietigd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak en heeft de proceskosten van eisers vergoed.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de individuele omstandigheden van asielzoekers en de risico's die zij lopen bij terugkeer naar hun land van herkomst, vooral in het licht van de rechten van kinderen en de bescherming tegen onmenselijke of vernederende behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.7382 en NL.22.7435

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer1]

en [naam2], eiser,

V-nummer: [nummer2]
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. K. Logtenberg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

ProcesverloopBij afzonderlijke besluiten van 20 april 2022 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een asielvergunning voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaken NL22.7383 en NL22.7436, op 2 juni 2022 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De asielaanvraag
1. Eisers hebben de Marokkaanse nationaliteit en zijn geboren op [geboortedatum] respectievelijk [geboortedatum2]. Op 5 augustus 2021 hebben eisers een asielaanvraag ingediend. In eerste instantie is voor eisers de Dublinprocedure [1] gevolgd. Op 14 maart 2021 heeft verweerder de Dublinprocedure afgesloten en de nationale procedure opgestart. Eisers hebben aan hun asielaanvraag ten grondslag gelegd dat Marokko voor hen niet te beschouwen is als een veilig land van herkomst. De aanvraag van eisers is afgewezen als kennelijk ongegrond [2] .
Het geschil
2. Niet in geschil is dat Marokko bij brief van 9 februari 2016, gericht aan de Tweede Kamer, is aangemerkt als een veilig land van herkomst. Op 6 mei 2021 heeft een herbeoordeling plaatsgevonden, waarbij is geconcludeerd dat de aanwijzing dat Marokko een veilig land van herkomst is, wordt voortgezet. Er dient verhoogde aandacht te worden besteed aan individuele gevallen, met name als het gaat om personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging. Het ligt op de weg van eisers om aannemelijk te maken dat Marokko in hun geval niet als veilig is aan te merken. Eisers hebben een aantal beroepsgronden aangevoerd in het kader van een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM [3] , die in dit verband van belang zijn. Deze zullen hieronder worden besproken.
Strafrechtelijke vervolging buitenechtelijke kinderen
3.1
Eisers stellen dat seksuele omgang buiten het huwelijk strafbaar is in Marokko. Hiertoe verwijzen zij naar artikel 490 van de Marokkaanse strafwet. Vanwege dit artikel lopen eisers het risico op strafrechtelijke vervolging en detentie. Eisers dienen hierom verhoogde aandacht te krijgen van verweerder. Voorts levert enkel het bestaan van deze strafbaarstelling en een mogelijke vervolging ten gevolge hiervan reeds een schending van artikel 3 van het EVRM op.
3.2
Verweerder stelt ten eerste dat eisers geen verhoogde aandacht dienen te krijgen. Het is niet zo dat eenieder die mogelijk met strafrechtelijke vervolging te maken krijgt, verhoogde aandacht moet krijgen. Hiervoor moet aangetoond worden dat er sprake is van een daadwerkelijke vervolging wat in het geval van eisers niet zo is. Voorts stelt verweerder dat de situatie van alleenstaande (gescheiden) vrouwen niet dusdanig kwetsbaar is, dat er ook verhoogde aandacht voor deze groep zou moeten zijn.
Daarnaast is op zitting door verweerder aangegeven dat artikel 490 van het wetboek van strafrecht in Marokko alleen ziet op ongehuwde moeders en dus niet van toepassing is op eiseres nu zij een partner heeft.
Tot slot stelt verweerder dat, mocht eiseres toch worden vervolgd voor overtreding van artikel 490 van het Marokkaanse wetboek van strafrecht, uit verschillende bronnen blijkt dat deze strafbepaling in toenemende mate niet meer op ongehuwde moeders wordt toegepast. Verweerder verwijst hiertoe naar een boek van [naam3] waaruit blijkt dat een vrouw die voor het huwelijk zwanger is geraakt in theorie voor haar keuzes strafrechtelijk vervolgd kan worden. Uit dit boek blijkt ook dat Marokkaanse rechters in de praktijk steeds minder straffen opleggen aan ongetrouwde vrouwen die hun kind houden of hier afstand van doen, daar het straffen van de biologische moeder (en/of vader) uiteindelijk niet in het belang van het kind is. Volgens verweerder is deze ontwikkeling, waarbij de belangen van het kind steeds vaker prevaleren boven strikte toepassing van artikel 490 van het Marokkaanse wetboek van strafrecht, exemplarisch voor de veranderende wijze waarop in Marokko tegen deze problematiek wordt aangekeken. Daarnaast kan eiseres zich tegen een eventuele aanklacht verdedigen: ze kan een eerlijk proces krijgen en zich laten verdedigen door een advocaat. Mocht het tot detentie komen, dan levert dat geen strijd met artikel 3 van het EVRM op, omdat zij haar kinderen bij zich kan houden, kosteloze medische zorg krijgt en toegang krijgt tot tandartsvoorzieningen. Wanneer de gevangenis overvol raakt, kan eiseres bezwaar maken bij de rechtbank. Alhoewel de situatie voor ongehuwde moeders en hun kinderen gelet op het voorgaande voor verbetering vatbaar is, is deze niet van dien aard dat ten aanzien van eiseres niet langer kan worden aangenomen dat Marokko geen veilig land van herkomst is.
3.3
De rechtbank oordeelt als volgt. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen of eisers verhoogde aandacht dienen te krijgen nu zij strafrechtelijk kunnen worden vervolgd. De op zitting ingenomen stelling van verweerder dat het hier enkel gaat om mensen die daadwerkelijk te maken hebben met strafrechtelijke vervolging en niet om een theoretische vervolging volgt niet uit de landenrapportage veilig land van herkomst. Daarin staat dat “
het gaat om personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging”.Uit deze bewoordingen blijkt niet dat strafrechtelijke vervolging al moet zijn aangevangen of zijn aangekondigd. Dat deze passage voor meerdere interpretaties vatbaar is, blijkt ook uit het bestreden besluit, waarin ook niet expliciet is opgenomen dat het zou moeten gaan om een daadwerkelijke strafrechtelijke vervolging. Nu het onduidelijk is of eisers verhoogde aandacht moeten krijgen, is het besluit reeds hierdoor onvoldoende gemotiveerd.
De rechtbank zal de beoordeling door verweerder van het relaas van eisers verder toetsen.
In het geval van eiseres is niet in geschil dat zij risico loopt op strafvervolging vanwege het hebben van een buitenechtelijk kind en/of het hebben van buitenechtelijke seks. De stelling van verweerder dat artikel 490 van het Marokkaanse wetboek van strafrecht alleen zou zien op ongehuwde moeders en niet op eiseres nu zij een partner heeft, is door verweerder niet onderbouwd. Uit de tekst van het artikel blijkt niet dat het alleen om ongehuwde moeders zou gaan. Ten aanzien van eiser geldt dat de tekst bovendien niet uitsluit dat ook mannen voor dit feit vervolgd kunnen worden. [4] De rechtbank volgt de stelling van verweerder derhalve niet en zal hierna in haar beoordeling niet enkel verwijzen naar eiseres maar naar eisers.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de enkele verwijzing naar het boek van [naam3] een onvoldoende concreet beeld oplevert van de situatie van eisers bij terugkeer. Onbetwist feit is immers dat de strafbepaling nog steeds geldt én wordt toegepast, zo blijkt ook uit de aangehaalde literatuur zelf. Verweerder heeft niet met cijfers onderbouwd dat dit slechts sporadisch gebeurt. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat eisers kans lopen op vervolging en bestraffing. De rechtbank stelt vast dat dit ook volgt uit de door verweerder ter zitting overgelegde brief van 27 november 2020, waarin verweerder vragen van de Afdeling [5] in een zaak van een ongehuwde Marokkaanse moeder heeft beantwoord. [6] Daaruit blijkt dat in het World Report 2020 Morocco van Human Rights Watch van januari 2020 staat dat in 2018 7.721 volwassenen werden vervolgd voor het verrichten van seksuele handelingen buiten het huwelijk. De Afdeling heeft verweerder verzocht om uiteen te zetten in welke gevallen en naar aanleiding waarvan de Marokkaanse autoriteiten overgegaan zijn tot vervolging voor het verrichten van seksuele handelingen buiten het huwelijk, tot hoeveel daadwerkelijke veroordelingen deze vervolgingen hebben geleid, wat voor straffen zijn opgelegd, hoe tot een bewezenverklaring is gekomen (bijvoorbeeld door betrapping op heterdaad, afgelegde bekentenissen en/of getuigenverklaringen) en hoeveel van het aantal veroordeelde personen vrouw is. Uit de brief blijkt dat verweerder onderzoek heeft verricht via het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) en dat exacte beantwoording van deze vragen niet mogelijk is gebleken. Zonder dergelijke cijfers blijft het beeld dat verweerder schetst van Marokkaanse rechters die de strafbepaling in toenemende mate niet toepassen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet. Verweerder heeft zijn standpunt, dat eisers geen risico lopen op strafrechtelijke vervolging voor het hebben van buitenechtelijke kinderen/buitenechtelijke seks, onvoldoende gemotiveerd. Daarmee is ook onvoldoende gemotiveerd of eisers een reëel risico lopen op schending van artikel 3 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt.
Bedreigingen familie
4.1
Eisers stellen door zowel de familie van eiseres als de familie van eiser te worden bedreigd. Eiseres is in het verleden door haar familie mishandeld en is bang dat dit zich na terugkeer in Marokko zal herhalen. De familie van eiser bedreigt eiseres vanwege afvalligheid en eisers voor het hebben van buitenechtelijke kinderen.
4.2.
Verweerder stelt dat de bedreigingen een familierechtelijk probleem zijn. Eiseres heeft hiervoor in het verleden bescherming gevraagd en gekregen van de autoriteiten van het land waar betrokkene en haar toenmalige gezinsleden verbleven, zijnde Italië. Niet valt in te zien dat eiseres dergelijke bescherming niet van de Marokkaanse autoriteiten zal krijgen, indien zij opnieuw zal worden bedreigd dan wel mishandeld door haar familieleden. Voorts stelt verweerder dat de mishandelingen plaatsvonden toen betrokkene minderjarig was. Nu eiseres meerderjarig is, zijn de mishandelingen derhalve niet de directe aanleiding van vertrek geweest. Tot slot stelt verweerder dat eisers de laatste jaren geen bedreigingen meer hebben ontvangen.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de mogelijke bedreigingen niet voldoende heeft betrokken bij zijn overwegingen in het kader van de toets aan artikel 3 van het EVRM, terwijl daarbij wel is vereist dat alle omstandigheden van het geval worden betrokken. Verweerder stelt dat eisers bij een mogelijk bedreiging zich kunnen wenden tot de Marokkaanse autoriteiten. Hierbij is echter geen rekening gehouden met het scenario dat eisers in Marokko minder gemakkelijk naar de Marokkaanse autoriteiten zullen stappen, omdat het niet ondenkbaar is dat de autoriteiten juist dan gewezen worden op het bestaan van hun buitenechtelijke kinderen en daarmee overtreding van artikel 490 van het Marokkaanse wetboek van strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit aspect onvoldoende in zijn afweging heeft betrokken, terwijl eisers dit wel hebben aangevoerd. De beroepsgrond slaagt.
Strafrechtelijke vervolging voor afvalligheid
5.1
Eiseres stelt te kunnen worden vervolgd voor afvalligheid. Dit is volgens eiseres strafbaar gesteld in artikel 220 van het Marokkaanse Wetboek van Strafrecht.
5.2
Verweerder stelt dat uit diverse bronnen [7] blijkt dat afvalligheid in Marokko niet strafbaar is gesteld. Uit deze bronnen blijkt dat de Marokkaanse staat islamitisch is, maar ook dat de Marokkaanse grondwet vrijheid van gedachte, meningsuiting en vergadering garandeert, alsmede dat de staat ieder individu de vrijheid garandeert om zijn of haar religieuze zaken te beoefenen. Hieruit kan worden opgemaakt dat het in Marokko niet ongebruikelijk is een andere opvatting te hebben dan de religie islam. Dat eiseres vanwege haar afvalligheid problemen zal ondervinden bij terugkeer wordt dan ook niet gevolgd. Bovendien is het in die gevallen waarin zij hierdoor wel problemen ondervindt, voor eiseres mogelijk om hiertoe hulp in te roepen bij de Marokkaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat zij die niet kunnen of willen verlenen.
5.3
Ten aanzien van de mogelijke strafrechtelijke vervolging voor afvalligheid, overweegt de rechtbank dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat afvalligheid in Marokko niet strafbaar is. Uit artikel 220 van het Marokkaanse wetboek van strafrecht valt niet af te leiden dat afvalligheid in Marokko strafbaar is gesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangen van de kinderen
6.1
Eisers stellen dat buitenechtelijke kinderen in Marokko vaak niet worden geregistreerd en worden achtergesteld op het gebied van onderwijs en werkgelegenheid. Verweerder heeft dit onvoldoende betrokken in zijn afweging of eisers een risico lopen op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
6.2
Verweerder stelt dat uit informatie van de website van het Marokkaanse
Ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt dat buitenechtelijke kinderen
kunnen worden geregistreerd en dat zij de Marokkaanse nationaliteit kunnen
verkrijgen. Niet wordt ingezien dat de kinderen van eisers geen documenten zouden kunnen verkrijgen of niet naar school zouden kunnen gaan in Marokko. Eisers hebben dit onvoldoende onderbouwd.
6.3
De rechtbank overweegt dat verweerder haar oordeel ten aanzien van de kwetsbaarheid van de kinderen voldoende heeft onderbouwd en dat eisers dit onvoldoende hebben weerlegd. De beroepsgrond slaagt niet.
Uitstel van vertrek
7.1.
Tot slot stellen eisers dat eiseres bijzonder kwetsbaar is. Zij heeft suikerziekte en een posttraumatische stressstoornis. Eiseres doet een beroep op artikel 64 van de Vw, wat mogelijk maakt dat uitzetting achterwege blijft zolang het, gelet op de gezondheidstoestand van eiseres, niet verantwoord is te reizen.
7.2
Verweerder stelt dat eiseres niet heeft onderbouwd dat zij onder medisch-specialistische behandeling staat. Eiseres voldoet niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor uitstel van vertrek.
7.3
De rechtbank overweegt dat uit eiseres haar patiëntendossier blijkt dat zij last heeft van een post-traumatische stressstoornis en dat zij diabetes heeft. Niet is gebleken dat zij onder behandeling is van een specialist. Eiseres heeft verder niet onderbouwd waarom zij voor haar klachten niet in Marokko kan worden behandeld noch dat zij door haar problemen niet in staat zou zijn om te reizen. Hierdoor heeft verweerder geen aanleiding gehad om hierover een advies te vragen aan Bureau Medische Advisering. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
8.1
Verweerder heeft ondeugdelijk gemotiveerd dat eisers met hun minderjarige kinderen bij terugkeer naar Marokko geen reëel risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en dat Marokko in hun individuele geval een veilig land van herkomst is. Gelet hierop zijn de aanvragen van eisers ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Gelet op het door verweerder te verrichten onderzoek, zal de rechtbank geen termijn bepalen waarbinnen het nieuwe besluit moet worden genomen.
8.2
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Verschueren, rechter, in aanwezigheid van mr.S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.De procedure die ertoe leidt dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen omdat een ander land daarvoor verantwoordelijk wordt gehouden op grond van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening).
2.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Article 490 Marokkaanse Code Penal: “sont punies de l'emprisonnement d'un mois à un an, toutes personnes de sexe différent qui, n'étant pas unies par les liens du mariage, ont entre elles des relations sexuelles.”
5.De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Brief aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, geanonimiseerde versie overgelegd ter zitting.
7.Verweerder verwijst naar het International Religious Freedom Report Morocco 2020 van U.S. Department of State, het artikel “Morocco’s Human Rights Minister: Leaving Islam Is not Punishable by Law” en naar het rapport “Morocco 2020 international religious freedom report”.