ECLI:NL:RBDHA:2023:12586

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 22/7621
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een WIA-uitkering. Eiser had op 1 september 2022 een WIA-uitkering toegekend gekregen, maar het UWV verklaarde het bezwaar van eiser tegen deze beslissing niet-ontvankelijk omdat het bezwaar te laat was ingediend. Eiser had het bezwaarschrift per fax op 18 oktober 2022 ingediend, terwijl de termijn voor indiening op 13 oktober 2022 was verstreken. Eiser voerde aan dat hij het bezwaarschrift tijdig had verzonden en dat de post mogelijk zoek was geraakt.

De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om aannemelijk te maken dat het bezwaarschrift tijdig was verzonden. Aangezien eiser hierin niet was geslaagd, concludeerde de rechtbank dat het UWV het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank benadrukte dat de procedure zich enkel richtte op de ontvankelijkheid van het bezwaar en niet op de inhoud van de WIA-uitkering zelf. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7621

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: R. Kaya),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. J.S. de Vreeze).

Inleiding

Met het besluit van 1 september 2022 (het primaire besluit) heeft het UWV eiser per 6 mei 2022 een WIA-uitkering toegekend.
Met het besluit van 18 november 2022 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Het UWV heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet tijdig is ingediend. De rechtbank beoordeelt of het UWV het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. Uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat voor het indienen van een bezwaarschrift een termijn van zes weken geldt. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. [4] Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, verklaart het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. In dat geval laat het bestuursorgaan de niet-ontvankelijkverklaring op grond van de te late indiening achterwege. [5]
3. Het primaire besluit is bekend gemaakt op 1 september 2022, zodat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift eindigde op 13 oktober 2022.
4. Het bezwaarschrift is bij het UWV per fax ingediend en ontvangen op 18 oktober 2022. Dat is vijf dagen na het verstrijken van de bezwaartermijn.
5. Het UWV heeft eiser met de brief van 20 oktober 2022 verzocht toe te lichten waarom niet op tijd bezwaar is gemaakt.
6. Eiser heeft voor het overschrijden van de bezwaartermijn als reden aangevoerd dat in Nederland de normale post binnen drie dagen arriveert. Hij heeft twee weken voor de afloop van de termijn het bezwaarschrift ingediend. Het blijkt dat het UWV het voorlopig bezwaarschrift van 29 september 2022 niet heeft ontvangen. Hierop heeft de gemachtigde van eiser contact opgenomen met het UWV. Een medewerker van het UWV heeft aangegeven dat eiser het bezwaarschrift mogelijk nog een keer per mail kan sturen. Eiser heeft op 18 oktober 2022 voor de tweede keer het bezwaarschrift per mail gestuurd. Hij weet niet waarom de post is zoekgeraakt.
7. Eiser heeft in zijn beroepschrift gronden ingediend met betrekking tot de hoogte van de WIA-uitkering die hem met het primaire besluit is toegekend. Voor wat betreft de niet-ontvankelijkheidsverklaring van het bezwaar heeft eiser enkel aangegeven dat hij het hiermee niet eens is.
8. De rechtbank kan in deze procedure alleen het bestreden besluit toetsen. Dat gaat niet over de WIA-uitkering, maar (alleen) over de ontvankelijkheid van het bezwaar. De rechtbank kan daarom alleen beoordelen of het UWV het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
9. Als een verzender kiest voor niet aangetekende verzending is het volgens vaste rechtspraak aan de verzender om aannemelijk te maken dat het stuk tijdig ter post is bezorgd. [6] De rechtbank overweegt dat eiser op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat hij het bezwaar tijdig – zoals hij stelt: 29 september 2022 – heeft ingediend.
10. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
11. Het beroep is daarom ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 augustus 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:7 van de Awb.
2.Zie artikel 6:8 van de Awb.
3.Zie artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Zie artikel 6:9, tweede lid van de Awb.
5.Zie artikel 6:11 van de Awb.
6.Zie onder andere de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1199.