ECLI:NL:RBDHA:2023:12517

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.19709, NL23.19712 en NL23.19714
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van Libanese eisers in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van drie Libanese eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 6 juli 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 15 augustus 2023 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. De eisers hebben op 29 december 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de rechtbank oordeelt dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank wijst erop dat de eisers niet hebben aangetoond dat er in hun geval sprake is van een reëel risico op schending van hun rechten in Frankrijk, ondanks hun claims van seksueel geweld en racisme.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid er in beginsel van mag uitgaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. De eisers hebben niet voldoende bewijs geleverd dat dit in hun geval niet zo is. De rechtbank wijst ook op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat de autoriteiten van de lidstaten van de EU in beginsel mogen vertrouwen op elkaars naleving van het EU-recht. De rechtbank besluit dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een overdracht aan Frankrijk zouden verhinderen, en verklaart de beroepen ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.19709, NL23.19712 en NL23.19714

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Libanese nationaliteit,
V-nummer: [nummer]

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]
Van Libanese nationaliteit,
[naam] ,eiseres,
geboren op [geboortedatum] ,
van Libanese nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
Mede namens haar minderjarige kinderen:
[naam],
geboren op [geboortedatum] ,
Van Libanese nationaliteit,
V-nummer: [nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
Van Libanese nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvragen met de (afzonderlijke) bestreden besluiten van 6 juli 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen, tezamen met zaaknummers NL23.19711, NL23.19713 en NL23.19715, op 15 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van verweerder. Tevens was een tolk aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van de besluiten
4. Eisers hebben de Libanese nationaliteit. Eiseres is de moeder. Zij hebben op 29 december 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
5. Verweerder heeft de asielaanvraag van eisers niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Uit EU-VIS is gebleken dat Frankrijk een visum heeft verleend aan eisers met een geldigheidsduur van 25 augustus 2022 tot 24 augustus 2027. Het visum was nog geldig op het moment van de asielaanvragen in Nederland. Nederland heeft daarom de Franse autoriteiten verzocht om eisers over te nemen op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening. Op 21 april 2023 zijn de autoriteiten van Frankrijk hiermee akkoord gegaan.
6. Eisers voeren in beroep aan dat zij niet overgedragen mogen worden aan Frankrijk en dat onvoldoende gewicht is toegekend aan de verklaringen van eiseres over de opvang en gebeurtenissen in Frankrijk. Eiseres is slachtoffer geworden van seksueel geweld in Frankrijk, dat heeft met name ook te maken met de gebrekkige opvang aldaar. Het is niet makkelijk voor eiseres om hierover te verklaren. Zij loopt in Frankrijk het risico op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest [1] . Het doen van aangifte heeft geen zin omdat ze geen bewijs kan leveren. Bovendien gaat het eiseres erom om de kans op herhaling te minimaliseren.
7. Niet in geschil is dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eisers.
8. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in beginsel van uitgaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt [2] . Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat dit in hun geval niet zo is. Eisers zijn er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat in hun geval niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
8.1.
Het betoog van eiseres dat verweerder onvoldoende gewicht zou hebben toegekend aan de gebeurtenissen in Frankrijk kan niet slagen. In de eerste plaats geldt dat verweerder terecht stelt dat eiseres in het aanmeldgehoor Dublin van 20 januari 2023 niets over de door haar ondergane gebeurtenissen over seksueel geweld of racisme in Frankrijk heeft verklaard. Op de vraag of eiseres persoonlijke problemen heeft ondervonden in Frankrijk heeft zij geantwoord: “
Nee, maar ik wil echt niet terug.”Op de vraag of zij eventuele bezwaren voor Frankrijk kan toelichten is geantwoord: “
Ik heb de indruk dat Frankrijk meer chaos is, dat is wat ik gezien heb op het journaal.” Vervolgens wordt pas in de zienswijze gesteld dat eiseres in Frankrijk slachtoffer is geworden van seksueel geweld en dat zij en haar gezin alleen maar slechte ervaringen hebben opgedaan, zoals racisme. Ter zitting heeft eiseres hier nog aan toegevoegd dat ze ook bedreigd is met een mes. Eiseres heeft niet kunnen uitleggen waarom zij deze bezwaren niet eerder, namelijk reeds ten tijde van het gehoor naar voren heeft gebracht. De enkele stelling dat eiseres misschien bang was om dit te doen, en het moeilijk vond om erover te praten in het bijzijn van haar kinderen, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Verweerder is in de bestreden besluiten afdoende en deugdelijk gemotiveerd ingegaan op de door eiseres naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden
9. Verweerder mag ervan uitgaan dat Frankrijk het huidige verzoek om internationale bescherming van eisers zal behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Met de claimakkoorden heeft Frankrijk aangegeven het asielrelaas van eisers in behandeling te nemen. Dit geldt temeer nu Frankrijk ook expliciet heeft ingestemd met de overname van eisers. Uit de laatste update van het AIDA-rapport [3] kan weliswaar worden opgemaakt dat er problemen zijn (geweest) met de opvang in Frankrijk, maar niet is gebleken dat die problemen dermate structureel en ernstig zijn, dat bij overdracht aan Frankrijk op voorhand sprake is van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM. Voor zover eisers menen dat zij toch problemen zullen ondervinden bij de opvangvoorzieningen of indien eisers te maken zullen krijgen met racisme of (seksueel) geweld, dienen zij hierover te klagen bij de Franse autoriteiten. Eisers hebben niet nader onderbouwd dat dit voor hen niet mogelijk of zinloos is. De enkele stelling dat aangifte doen geen zin zou hebben, omdat eiseres geen bewijs zou kunnen leveren, is onvoldoende voor het oordeel dat klagen bij de Franse autoriteiten zinloos is.
10. Verder is niet gebleken van dusdanige bijzondere omstandigheden die getuigen van onevenredige hardheid in de zin van artikel 17 van de Dublinverordening, dat eisers niet kunnen worden overgedragen aan Frankrijk. Er zijn verder ook geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat het in het belang van de kinderen van eiseres is om hier in Nederland te verblijven en dat een overdracht zal leiden tot onevenredige hardheid.
11. De beroepen zijn ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
2.Zie uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2023 ECLI:NL:RVS:2022:1233, recentelijk nog op 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2940 en zie ook de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 8 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1292.
3.Mei 2023 (update 2022).