ECLI:NL:RBDHA:2023:12501

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.5736
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 26 april 2023. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de opposant tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was ingediend. De opposant verzocht om op een zitting te worden gehoord, wat op 10 augustus 2023 plaatsvond. De opposant was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd werd door mr. C.W.M. van Breda.

De rechtbank heeft in het verzet enkel beoordeeld of er redelijke twijfel bestond over het oordeel in de eerdere uitspraak. De opposant stelde dat de uitkomst van het beroep niet zonder twijfel vaststond, verwijzend naar verschillen in rechtspraak over de toepassing van WBV 2022/22. Hij voerde aan dat de staatssecretaris de beslissing om de beslistermijn te verlengen niet voldoende had gemotiveerd, in strijd met artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank concludeerde echter dat de opposant geen nieuwe argumenten had aangedragen die twijfel over de uitkomst van het beroep konden rechtvaardigen.

De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is openbaar gemaakt en geanonimiseerd, en de relevante wetgeving en besluiten zijn in de uitspraak opgenomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5736 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam], opposant

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.E. Visscher),

Procesverloop

Bij uitspraak van 26 april 2023 [1] (de aangevallen uitspraak) heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:54 van de Awb [2] beslist op het beroep van opposant tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan.
Opposant heeft verzocht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023 op zitting behandeld. Opposant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is op grond van artikel 8:55, vijfde lid, van de Awb in de gelegenheid gesteld op de zitting te worden gehoord. Hij heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door mr. C.W.M. van Breda.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van opposant niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend.
2. Artikel 8:54 van de Awb biedt de mogelijkheid tot vereenvoudigde afdoening als het eindoordeel in de zaak buiten redelijke twijfel staat. In dit verzet beoordeelt de rechtbank alleen of er redelijke twijfel mogelijk was over het oordeel in de aangevallen uitspraak. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant meent dat de uitkomst van het beroep niet zonder twijfel vaststond, gelet op de verschillen in de rechtspraak over de toepassing van WBV 2022/22. [3] Opposant voert verder aan dat verweerder de beslissing om de beslistermijn te verlengen met redenen had moeten omkleden, in overeenstemming met artikel 41 van het Handvest. [4] Dit heeft vereerder niet gedaan.
4. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat zij niet tot een kennelijk oordeel heeft kunnen komen. In verzet zijn immers geen argumenten naar voren gebracht die in het geval van een behandeling ter zitting hadden kunnen worden aangevoerd en waardoor twijfel zou zijn ontstaan over de uitkomst van het beroep. [5] Met het argument dat verweerder niet in overeenstemming met artikel 41 van het Handvest heeft gehandeld zou - indien dit tijdens een zitting in de beroepsfase was aangevoerd - geen twijfel zijn ontstaan over de uitkomst van het beroep. Verweerder heeft de WBV2022/22 immers doen vergezellen van een toelichting. [6] De omstandigheid dat door de verschillende zittingsplaatsen van deze rechtbank anders wordt geoordeeld over de betekenis van WBV 2022/22 voor de beslistermijn van verweerder, maakt ook niet dat in dit geval redelijke twijfel bestond over de uitkomst van het beroep. Zoals de rechtbank heeft overwogen in de aangevallen uitspraak heeft deze zittingsplaats al eerder in gelijke zin over WBV 2022/22 geoordeeld in drie uitspraken van 21 maart 2023 [7] en in alle vergelijkbare zaken sindsdien.
5. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de aangevallen uitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.NL23.5736
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.
4.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
5.Zie Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 2 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2177.
6.De toelichting bij het besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775.