ECLI:NL:RBDHA:2023:12347

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.20980
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 augustus 2023, wordt het besluit tot verlenging van de maatregel van bewaring van de eiser beoordeeld. De maatregel was oorspronkelijk opgelegd op 18 januari 2023 en werd op 14 juli 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verlengd voor maximaal twaalf maanden. Eiser heeft tegen dit verlengingsbesluit beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring rechtmatig heeft verlengd. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet meewerkt aan zijn terugkeer en dat de benodigde documentatie uit een derde land nog ontbreekt. Eiser heeft zijn terugkeer onnodig vertraagd door niet mee te werken aan het vaststellen van zijn identiteit en heeft geen actieve handelingen verricht in het kader van zijn terugkeer. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris mag verwachten dat eiser actief meewerkt aan zijn vertrek.

Eiser betoogt dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn, maar de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat het zicht op uitzetting naar Marokko ontbreekt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20980

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak van 8 augustus 2023 tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Stoetzer-van Esch),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: drs. B.H. Wezeman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het besluit tot verlenging van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel is opgelegd op 18 januari 2023
1.1.
Bij besluit van 14 juli 2023 heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000. (het verlengingsbesluit).
1.2.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de maatregel van bewaring mocht verlengen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. De verlenging van de maatregel is rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. Via artikel 94, zevende lid, eerste volzin, van die wet geldt hetzelfde voor het verlengingsbesluit. Voor de verlenging van de maatregel van bewaring geldt verder op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000 dat deze maatregel na afloop van zes maanden met maximaal nog eens twaalf maanden kan worden verlengd indien de verwijdering, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, omdat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn verwijdering of de daarvoor benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
Bewaringsgronden
5. De zware en lichte gronden die door de staatssecretaris in het verlengingsbesluit zijn opgenomen, zijn inhoudelijk niet betwist door eiser. Daarom kan nog steeds worden aangenomen dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestaat. Voor zover eiser betoogt dat het verlengingsbesluit enkel een herhaling is van de maatregel van bewaring van 18 januari 2023, nu daarin dezelfde gronden en motivering worden tegengeworpen, slaagt dit betoog niet. De staatssecretaris heeft opnieuw beoordeeld of gronden bestaan die het opleggen van de maatregel van bewaring rechtvaardigen en heeft opnieuw een belangenafweging verricht. Dat de uitkomst dezelfde is als bij de inbewaringstelling als zodanig, betekent niet dat sprake is van een niet gemotiveerde herhaling van het eerdere besluit.
Is voldaan aan de voorwaarden voor de verlenging van de maatregel?
6. Eiser voert aan dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor de verlenging van de maatregel. Eiser betoogt dat een maatregel van bewaring enkel in bijzondere situaties verlengd kan worden. Hierbij verwijst eiser naar artikel 15, vijfde en zesde lid, van de Terugkeerrichtlijn [1] . Van zo’n bijzondere situatie is in dit geval geen sprake. Dat hij geen actieve handelingen verricht ter verkrijging van identificerende documenten, is volgens eiser onvoldoende om de maatregel te verlengen. Hij doet wat van hem mag worden verwacht. Daarbij wijst eiser er op dat hij heeft meegewerkt aan het invullen van een aanvraag om een laissez passer.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat aan de voorwaarden voor een verlengingsbesluit, zoals neergelegd in artikel 59, zes lid, van de Vw 2000 [2] is voldaan. De staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd dat eiser niet meewerkt aan zijn terugkeer en dat de benodigde documentatie uit een derde land nog ontbreekt. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn terugkeer onnodig heeft vertraagd door niet mee te werken aan het vaststellen van zijn identiteit. Zo blijkt uit het vertrekgesprek van 7 juli 2023, dat hij geen actieve handelingen heeft verricht in het kader van terugkeer. Ook heeft hij op 12 en 20 juni 2023 geweigerd in gesprek te gaan met Dienst Terugkeer &Vertrek. De staatssecretaris mag van eiser verwachten dat hij actief meewerkt aan zijn vertrek. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat eiser zelf geen bijdrage levert aan het bespoedigen van het verkrijgen van een laissez-passer. Zo verklaart eiser in onder andere het vertrekgesprek van 7 juli 2023 dat hij geen acties heeft ondernomen in het kader van terugkeer. Uit het laatste vertrekgesprek zijn verder geen omstandigheden aangevoerd naar aanleiding waarvan de maatregel van bewaring niet langer zou kunnen voortduren.
Ontbreekt er zicht op uitzetting?
7. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting is binnen een redelijke termijn. De laissez-passer aanvraag dateert van 7 december 2022 en tot op heden is geen reactie ontvangen van de Marokkaanse autoriteiten. Daarnaast zijn de gesprekken die de staatssecretaris voert met de Marokkaanse autoriteiten algemeen van aard en leiden niet tot resultaat voor eiser.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. [3] Er is geen aanleiding om aan te nemen dat dat inmiddels niet meer zo is. Wat het ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding betreft, stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat te verwachten valt dat een laissez-passer wordt afgegeven door de Marokkaanse autoriteiten. Marokko heeft namelijk toegezegd niet in alle laissez-passer aanvragen meer een presentatie in persoon te vereisen. De aanvraag dateert van 7 december 2022. Deze aanvraag loopt nog steeds en er wordt regelmatig gerappelleerd. Dat de Marokkaanse autoriteiten nog niet hebben gereageerd is onvoldoende voor de conclusie dat het zicht op uitzetting ontbreekt.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
8. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [4]

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af..
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr.N. El Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven.
2.Implementatie van artikel 15, vijfde en zesde lid, van de Terugkeerrichtlijn. ABRvS 17 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ8390.
3.ABRvS 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.
4.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.