ECLI:NL:RBDHA:2023:12284
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een vreemdeling
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin aan eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak op 1 augustus 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser aanwezig was, maar eiser zelf afstand deed van zijn recht om bij de zitting aanwezig te zijn. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, ondanks een vastgesteld gebrek in de ophouding van eiser. Eiser had aangevoerd dat zijn ophouding onrechtmatig was, omdat zijn identiteit ten tijde van de ophouding nog niet vaststond. De rechtbank oordeelt echter dat de belangen die met de maatregel van bewaring zijn gediend, zwaarder wegen dan het gebrek in de ophouding. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de onbetwiste zware en lichte gronden voor de maatregel van bewaring terecht heeft ingeroepen, en dat er een significant risico bestaat dat eiser zal onderduiken. Eiser heeft ook aangevoerd dat hij niet op de hoogte was gesteld van zijn rechten, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet in zijn belangen is geschaad, aangezien hij gebruik heeft gemaakt van zijn recht op rechtsbijstand. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelt de staatssecretaris wel tot vergoeding van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.