ECLI:NL:RBDHA:2023:12275
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening feitelijke uitzetting naar Duitsland
Op 2 augustus 2023 heeft verzoeker, een vreemdeling met een v-nummer, beroep ingesteld tegen de voorgenomen feitelijke overdracht aan Duitsland, gepland op 3 augustus 2023. Dit beroep werd door de rechtbank doorgezonden naar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er nog bezwaar openstond. Verzoeker vroeg om een voorlopige voorziening om de overdracht te stoppen totdat er op het bezwaar was beslist. De staatssecretaris diende een verweerschrift in.
De voorzieningenrechter oordeelde dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed is. De staatssecretaris had eerder, op 21 april 2023, de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Verzoeker had geen hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was. De rechter stelde vast dat de rechtmatigheid van de inbewaringstelling losstond van de overdracht aan Duitsland. Verzoeker had niet aangetoond dat de overdracht onrechtmatig was, en zijn argumenten over de medische behandeling en de mogelijkheid van strafrechtelijke detentie in Duitsland werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.