ECLI:NL:RBDHA:2023:12258
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres heeft op 8 september 2022 haar aanvraag ingediend, en verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is door verweerder verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste beslisdatum op 27 februari 2023 viel. Eiseres heeft verweerder op 9 maart 2023 in gebreke gesteld, en het beroep is op 27 maart 2023 ingesteld, wat tijdig is gebeurd.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit te nemen, en bepaalt dat hij een dwangsom van € 100 per dag verbeurt bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen verbeurd, en de rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 418,50 en het griffierecht van € 184.
De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.