ECLI:NL:RBDHA:2023:12252
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin aan eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank behandelt het beroep op 25 juli 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring op 4 juli 2023 opgeheven, maar de rechtbank moet nu beoordelen of deze maatregel onrechtmatig was en of eiser recht heeft op schadevergoeding.
De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom er zicht op uitzetting zou zijn. Eiser had eerder al een maatregel van bewaring die na bijna zes maanden was opgeheven, en de rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet heeft aangetoond dat er nu wel zicht op uitzetting was. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in zijn besluit onvoldoende concrete aanknopingspunten heeft gegeven voor de hernieuwde bewaring van eiser, wat leidt tot de conclusie dat de maatregel onrechtmatig was.
Als gevolg hiervan verklaart de rechtbank het beroep gegrond en kent eiser een schadevergoeding toe van € 530,- voor de onrechtmatige dagen in bewaring. Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven en is openbaar gemaakt, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.