ECLI:NL:RBDHA:2023:12235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.17287 en NL23.17288
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag op basis van de Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Szirmai, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. S. Kowsari, niet in behandeling genomen. De reden hiervoor is dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, zoals bepaald in de Dublinverordening. De rechtbank heeft op 18 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij ook een tolk aanwezig was.

De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de situatie in Frankrijk zodanig is dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden toegepast. Eiser heeft summier verwezen naar het AIDA-rapport (update 2022), maar dit biedt onvoldoende onderbouwing voor zijn vrees voor (indirect) refoulement. De rechtbank wijst erop dat de Franse autoriteiten hebben gegarandeerd dat het verzoek om internationale bescherming van eiser in behandeling zal worden genomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de Dublinverordening en de verantwoordelijkheden van lidstaten bij de behandeling van asielaanvragen. De rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, en dat er geen aanleiding is om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De uitspraak is openbaar gemaakt en biedt informatie over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL23.17287 (beroep) en NL23.17288 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. A. Szirmai),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank tevens voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek tot voorlopige voorziening, op 18 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [de persoon] als tolk in de taal Igbo en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Verder wijst de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening af. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening [1] . Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
5. Eiser heeft zich niet kunnen verenigen met het bestreden besluit en heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Gelet op het AIDA rapport (update 2022) kan ten aanzien van Frankrijk niet meer worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Vanwege een tekort aan opvangplekken voor asielzoekers in Frankrijk leidt de overdracht tot materiële deprivatie. Daarnaast vreest eiser bij overdracht voor (indirect) refoulement. Hij vreest te worden teruggestuurd naar Nigeria waar hij voor vervolging, dan wel een onmenselijke behandeling vreest, vanwege zijn seksuele oriëntatie. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser de grond ten aanzien van het niet gebruiken van een registertolk tijdens het aanmeldgehoor Dublin laten vallen.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat ten aanzien van Frankrijk nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Dit volgt ook uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 juni 2021 [3] en van 9 maart 2022 [4] . In het AIDA rapport wordt geen ander beeld van de opvang van asielzoekers in Frankrijk geschetst dan al eerder naar voren is gekomen uit de informatie die door de Afdeling al is beoordeeld in de voornoemde uitspraken. Met een slechts zeer summiere verwijzing naar het AIDA-rapport (update 2022), zonder uitleg hoe dit ziet op de situatie van eiser en aan te geven waarom daardoor anders moet worden geoordeeld dan de Afdeling heeft gedaan, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt waarom in zijn geval niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Verder is de vrees voor (indirect) refoulement niet nader onderbouwd. De enkele stelling van eiser dat hij denkt dat zijn asielrelaas in Nederland meer kans van slagen heeft dan in Frankrijk is hiertoe onvoldoende. Bovendien hebben de Franse autoriteiten middels het claimakkoord gegarandeerd het verzoek om internationale bescherming van eiser in behandeling te zullen nemen. De Opvangrichtlijn, de Kwalificatierichtlijn en de Procedurerichtlijn gelden ook ten aanzien van de asielprocedure in Frankrijk. Voor zover eiser meent dat het geen zin heeft om te klagen over schendingen ten aanzien van deze richtlijnen bij de Franse autoriteiten, heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser geen persoonlijke ervaring heeft met de kwaliteit van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Frankrijk omdat hij daar geen asielaanvraag heeft ingediend. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet in behandeling genomen.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
8. Omdat met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, is geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep in de zaak NL23.17287 ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak NL23.17288 af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.W. Franssen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.