ECLI:NL:RBDHA:2023:12189
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking ongegrond verklaard wegens gebrek aan procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een aanleunwoning. Eiser, huurder van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die de waarde van de woning had vastgesteld op € 341.000 per 1 januari 2021. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en dat er geen rekening was gehouden met het feit dat de woning een aanleunwoning bij een woonzorgcentrum is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser formeel gezien als belanghebbende kan worden aangemerkt, maar dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een materieel procesbelang heeft. De rechtbank overweegt dat een verlaging van de WOZ-waarde niet leidt tot een verlaging van de huurprijs voor eiser, en dat er geen belastingaanslagen zijn waarbij de WOZ-waarde als heffingsmaatstaf wordt gebruikt. Hierdoor is eiser niet in zijn procesbelang geschaad.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank komt daardoor niet toe aan een beoordeling van de hoogte van de vastgestelde WOZ-waarde. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.