ECLI:NL:RBDHA:2023:11972

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
NL22.25325
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mvv-aanvraag van een Syrische jongvolwassene in het kader van het jongvolwassenenbeleid en gezinsleven onder artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een mvv-aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Syrische vrouw, verzocht om verblijf bij haar zoon, die in Nederland verblijft. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen op basis van het jongvolwassenenbeleid, stellende dat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en haar zoon verbroken was omdat de zoon in Turkije in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien. Eiseres betwistte deze conclusie en voerde aan dat de gezinsband niet verbroken was, vooral gezien de noodgedwongen omstandigheden waaronder haar zoon Turkije had verlaten.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat de gezinsband daadwerkelijk verbroken was. De rechtbank benadrukte dat het noodgedwongen vertrek van de zoon uit Syrië en zijn tijdelijke verblijf in Turkije niet automatisch leidde tot de conclusie dat hij niet meer tot het gezin van eiseres behoorde. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de uitspraak in acht genomen moet worden. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25325

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.G. Angela).

Procesverloop

Bij besluit van 30 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een mvv [1] met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ afgewezen.
Bij besluit van 22 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 13 juni 2023 behandeld. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.
Eiseres is geboren op [geboortedag 1] 1967. Zij wil verblijf bij haar zoon (referent), geboren op [geboortedag 2] 2001. Beiden hebben de Syrische nationaliteit. Referent is in oktober 2019 naar Nederland gekomen en op 29 juni 2020 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel. Daarna heeft referent op 15 september 2020 een mvv aanvraag ingediend voor zijn moeder. Referent was ten tijde van zijn binnenkomst in Nederland negentien jaar.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Bij het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat geen sprake is van een familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. [2] Volgens verweerder voldoet referent niet aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid, [3] omdat hij in zijn eigen onderhoud kan voorzien en al een aantal jaren niet meer in gezinsverband met zijn moeder samenleeft. Verder hebben eiseres en referent niet aangetoond dat tussen hen een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat. Daarnaast heeft verweerder een belangenafweging gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM, maar deze is in het nadeel van eiseres uitgevallen.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert – voor zover relevant – aan dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat referent niet onder het jongvolwassenbeleid valt. De gezinsband tussen referent en eiseres is niet verbroken. Na het overlijden van zijn vader bleef referent als enige van de kinderen bij zijn moeder achter en waren zij op elkaar aangewezen. De andere kinderen bevonden zich al in het buitenland. Het vertrek van referent in 2018 naar Turkije was noodgedwongen, omdat hij uit Syrië moest vluchten vanwege de oorlog. Eiseres kon niet mee vanwege haar medische gesteldheid en haar leeftijd. Dat referent, na zijn vlucht uit Syrië, op zichzelf was aangewezen, is een gevolg van zijn gedwongen vertrek uit Syrië. De omstandigheden in Turkije behoren geen aanleiding te vormen om de verbreking van de gezinsband te veronderstellen. Referent heeft verklaard dat hij is gesmokkeld naar Turkije met behulp van een reisagent. Vanuit Turkije zou referent samen met anderen per boot worden overgebracht naar Griekenland. Dat ging mis. De boot is onderschept door de Turkse kustwacht en teruggestuurd naar Turkije. In Turkije was de reisagent met het geld verdwenen en moest referent noodgedwongen in Turkije blijven en opnieuw geld verdienen voor zijn reis naar Europa.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Moet het jongvolwassenenbeleid worden toegepast?
4. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 4 april 2019 [4] is voor de vaststelling van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen een ouder en een meerderjarig kind vereist dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than the normal emotional ties).
4.1.
Op grond van paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) neemt verweerder familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen aan, zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, uitsluitend als het meerderjarige kind:
- jongvolwassen is;
- met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft;
- niet in zijn eigen onderhoud voorziet; en
- geen zelfstandig gezin heeft gevormd.
Moet het jongvolwassenenbeleid worden toegepast?
5. Tussen partijen is niet in geschil dat referent 19 jaar oud was en dus jongvolwassene was op het moment van binnenkomst in Nederland, geen zelfstandig gezin heeft gevormd en tot aan zijn vertrek uit Syrië met zijn moeder heeft samengeleefd. In geschil is of referent niet meer in gezinsverband samenleeft met zijn moeder en of hij in zijn eigen levensonderhoud voorziet (ad b en c).
Is sprake van samenleven in gezinsverband?
6. In het bestreden besluit heeft verweerder gesteld dat de feitelijke gezinsband is verbroken, omdat referent in Turkije een substantiële periode in zijn eigen levensonderhoud heeft voorzien. Eiseres heeft dit betwist en stelt dat de situatie noodgedwongen was en daarom niet aan referent mag worden tegengeworpen.
6.1.
Het is tussen partijen niet in geschil dat het vertrek uit Syrië noodgedwongen was en dat referent tot zijn vertrek uit Syrië met zijn moeder samenleefde. Volgens verweerder doet het noodgedwongen vertrek uit Syrië echter niet af aan de feitelijke omstandigheid dat referent zich nadien financieel staande heeft kunnen houden en niet afhankelijk is van zijn moeder.
6.2.
Uit jurisprudentie van de Afdeling volgt dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de vraag of het meerderjarige, jongvolwassen kind niet langer feitelijk behoort tot het gezin van de ouder(s) betrekt in hoeverre het kind een stap naar zelfstandigheid heeft willen zetten. [5] Daarbij weegt de staatssecretaris een scheiding tussen ouder(s) en jongvolwassene met een gedwongen karakter, bijvoorbeeld een vluchtsituatie, anders dan wanneer de scheiding een vrijwillig karakter heeft. In gevallen waarin een meerderjarig kind noodgedwongen zelfstandig woont, bijvoorbeeld als gevolg van een vluchtsituatie, zal dit op zichzelf niet leiden tot de conclusie dat het kind niet langer tot het gezin behoort. [6] Er kunnen zich ook andere omstandigheden voordoen, waaruit de staatssecretaris kan afleiden dat een gezinsband, ondanks een noodgedwongen vertrek, is verbroken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als het meerderjarig kind, na het noodgedwongen vertrek, langdurig geen contact heeft gehad met de referent, zonder dat zij pogingen hebben gedaan om dit contact te herstellen.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zijn standpunt dat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent is verbroken, omdat referent geruime tijd in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien, ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Kon referent in Turkije in zijn eigen onderhoud voorzien?
6.4.
Referent heeft tijdens het gehoor van 1 november 2022 verklaard dat hij in 2018 is weggegaan uit Syrië en naar Turkije is gegaan. Daar heeft hij bijna 1,5 jaar verbleven. In Turkije is hij opnieuw in de leer gegaan bij een kapper. Hij kreeg een klein beetje betaald, net genoeg om in Turkije in zijn levensonderhoud te voorzien. Dit werk deed hij zes dagen in de week. Zijn doel was om naar Nederland te gaan en zijn moeder over te laten komen. Hij heeft elke dag telefonisch contact met haar. In Nederland ontvangt referent een uitkering, is hij de Nederlandse taal aan het leren en wil hij een kappersopleiding gaan volgen.
6.5.
Volgens verweerder volgt uit de verklaringen van referent dat hij gedurende lange periode structureel in zijn eigen levensonderhoud heeft kunnen voorzien. Hiermee heeft referent een stap naar zelfstandigheid gezet, ook al was het voor hem noodzaak om te werken. In dit kader verwijst verweerder naar een uitspraak [7] van de Afdeling van 16 maart 2020, waarin de Afdeling in een vergelijkbare situatie oordeelde dat het enkele feit dat referente zelfstandig in haar eigen levensonderhoud kon voorzien, voldoende was voor de conclusie dat zij niet meer behoorde tot het gezin van haar ouders.
6.6.
Verweerder mag aannemen dat de gezinsband is verbroken als het meerderjarig kind zelfstandig is gaan wonen en er ten tijde van de mvv-aanvraag in is geslaagd zijn leven zelfstandig vorm te geven. Hieraan is niet voldaan als een meerderjarig kind slechts noodgedwongen de noodzakelijke stappen heeft ondernomen om zichzelf staande te kunnen houden. [8]
6.7.
Nu niet in geschil is dat het vertrek van referent uit Syrië noodgedwongen was, moet verweerder, gelet op de hiervoor genoemde jurisprudentie van de Afdeling, beoordelen of andere omstandigheden zich voordoen, waaruit kan worden afgeleid dat de gezinsband, ondanks een noodgedwongen vertrek, is verbroken. De enkele stelling van verweerder dat de gezinsband is verbroken, omdat referent structureel in zijn eigen levensonderhoud heeft kunnen voorzien, acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat referent zelfstandig is en zichzelf moeiteloos heeft gehandhaafd in Turkije. Hiertoe acht de rechtbank van belang dat zijn relatief korte verblijf in Turkije noodzakelijk was om zijn vlucht naar Nederland mogelijk te maken. Referent heeft in Turkije weliswaar bepaalde stappen naar zelfstandigheid gezet, maar werd hiertoe vanwege zijn vluchtsituatie gedwongen. De rechtbank voorts van belang dat referent als minderjarige (17 jaar) uit Syrië heeft moeten vluchten. Verder is niet gebleken dat het contact tussen referent en zijn moeder is verbroken, nu zij elke dag telefonisch contact hebben. Verweerder heeft de beoordeling van deze omstandigheden in het bestreden besluit niet inzichtelijk bij zijn beoordeling betrokken. Het bestreden besluit is daarom onvoldoende zorgvuldig gemotiveerd.
6.8.
De rechtbank volgt verweerder niet in zijn verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling, omdat het geen vergelijkbare situatie is. In die zaak ging het namelijk niet om een noodgedwongen vertrek uit het land van herkomst, zoals in deze zaak aan de orde.
Wat is de conclusie?
7. De conclusie is daarom dat verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor toepassing van het jongvolwassenenbeleid. Het beroep is daarom gegrond. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,-. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Als aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.R. van Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zoals bedoeld in paragraaf B7/3.8.1 van de Vc.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1003.
5.Zie de uitspraken van de Afdeling van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1085, 23 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2863 en 9 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4122.
6.Uitspraak van de Afdeling van 23 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2863.
8.Uitspraak van de Afdeling van 13 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1417.