ECLI:NL:RBDHA:2023:11888

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 22/3571
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring op basis van algemene weigeringsgronden in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres, die om medische en sociale redenen een urgentieverklaring had aangevraagd, was het niet eens met de beslissing van verweerder om haar aanvraag af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 6 augustus 2021 was afgewezen en dat het bezwaar van eiseres op 11 mei 2022 ongegrond was verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 maart 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren via een videoverbinding. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt bij het toekennen van urgentieverklaringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen urgent huisvestingsprobleem had, aangezien zij in een studio woonde, en dat haar situatie niet voldoende onderscheidend was van andere woningzoekenden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de algemene weigeringsgronden van toepassing waren en dat verweerder niet verplicht was om medisch advies in te winnen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen urgentieverklaring ontvangt. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder de kosten van de procedure niet hoeft te vergoeden. Deze uitspraak biedt inzicht in de toepassing van het beoordelingssysteem voor urgentieverklaringen en de rol van de rechtbank in het toetsen van dergelijke besluiten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3571

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Hocks).

Procesverloop

Bij besluit van 6 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 11 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 20 februari 2023 heeft eiseres nadere gronden ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 1 maart 2023 via een videoverbinding behandeld. Eiseres, mr. [naam], waarnemend voor haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder hebben hieraan deelgenomen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 13 juli 2021 heeft eiseres een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend wegens medische en sociale redenen. Na 22 juni 2022 heeft eiseres haar partner verlaten en is zij bij haar dochters ingetrokken. Sinds 18 februari 2021 woont eiseres in een studio van [bedrijfsnaam]. Deze studio heeft zij inmiddels verlaten voor een andere studio. Ook deze studio is niet passend. Haar woonsituatie houdt haar psychische en medische klachten in stand.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres bij het primaire besluit afgewezen, omdat één of meer algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. Verweerder ziet geen aanleiding eiseres op grond van de hardheidsclausule een urgentieverklaring te verlenen.
2.1.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd.
Wat vindt eiseres?
3. Eiseres is het niet eens met verweerder en voert aan dat het huisvestingsprobleem niet voorzienbaar of te voorkomen was. Zij heeft de studio uit noodzaak betrokken. Hierdoor heeft zij niet verwijtbaar gehandeld. Verweerder heeft onvoldoende acht geslagen op haar medische klachten. Verweerder had medische advies moeten inwinnen. Ook doet zij een beroep op de hardheidsclausule.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Weigeringsgronden
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. Het restrictieve beleid van verweerder ten aanzien van urgentieverklaringen heeft als doel de verdeling van de woningvoorraad onder de vele woningzoekenden op een zo rechtvaardig mogelijke manier te regelen. Het verlenen van voorrang aan de één betekent namelijk dat andere woningzoekenden langer op een woning moeten wachten.
4.1.
Bij het verlenen van urgentieverklaringen is verweerder gehouden aan de weigeringsgronden uit het opgestelde beoordelingssysteem. Dit beleid is door de hoogste bestuursrechter [1] niet onredelijk geacht, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is. [2] In beginsel wordt er geen urgentieverklaring verstrekt als zich één van de in het beleid genoemde algemene weigeringsgronden voordoet. [3]
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat eiseres niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komt omdat in haar geval een aantal algemene weigeringsgronden van toepassing is. Zo heeft eiseres geen urgent huisvestingsprobleem, omdat zij momenteel in een studio woont. [4] Dat deze studio volgens eiseres niet passend is, is onvoldoende om van een urgent huisvestingsprobleem te kunnen spreken. Verder kon het huisvestingsprobleem worden voorkomen of was het te voorzien. [5] Ook heeft eiseres niet optimaal gereageerd op het beschikbare woningaanbod. [6]
5. Omdat een algemene weigeringsgrond van toepassing is, hoefde verweerder niet te beoordelen of een urgentieverklaring om sociale of medische redenen kon worden verleend. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat verweerder onder die omstandigheden ook niet verplicht is om medisch advies in te winnen. [7]
Hardheidsclausule
6. Wel dienen de persoonlijke omstandigheden van eiseres, waaronder haar psychische en medische klachten, te worden beoordeeld in het kader van de hardheidsclausule van artikel 7.3, van de Huisvestingsverordening. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen, omdat geen sprake is van een ongerechtvaardigde hardheid.
6.1.
De rechtbank begrijpt dat de situatie voor eiseres niet ideaal is, maar dit is onvoldoende voor een urgentieverklaring. Eiseres onderscheidt zich met haar woonsituatie onvoldoende van anderen die zich in soortgelijke omstandigheden bevinden. Op de zitting heeft zij gezegd graag in de buurt van haar studio te blijven wonen. Met een urgentieverklaring kan in die woonwens evenwel niet worden voorzien. Verder is gebleken dat eiseres in verband met de duur van haar inschrijving ook zonder urgentie aan een passende sociale huurwoning kan komen.
6.2.
De rechtbank is daarom met verweerder van oordeel dat de door eiseres geschetste omstandigheden niet leiden tot onbillijkheden van overwegende aard waardoor verweerder gehouden was om, in afwijking van het beleid, alsnog een urgentieverklaring te verstrekken.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt.
8. Verweerder hoeft de kosten die eiseres voor deze procedure heeft gemaakt niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.R. van Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
2.Uitspraak van de Afdeling van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:628.
3.Uitspraak van de Afdeling van 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3397.
4.Artikel 4:5, aanhef en onder b, van de Huisvestingsverordening van de gemeente Den Haag 2019.
5.Artikel 4:5, aanhef en onder d, van de Huisvestingsverordening van de gemeente Den Haag 2019.
6.Artikel 4:5, aanhef en onder m, van de Huisvestingsverordening van de gemeente Den Haag 2019.
7.Uitspraak van de Afdeling van 17 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7716.