ECLI:NL:RBDHA:2023:11875

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 22/580
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een naturalisatieverzoek wegens ernstige vermoedens van gevaar voor de openbare orde

Op 4 januari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een verzoek tot naturalisatie had ingediend. De rechtbank behandelde het beroep van de eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De afwijzing was gebaseerd op ernstige vermoedens dat de eiser een gevaar voor de openbare orde vormde, aangezien hij een taakstraf had gekregen voor een strafbaar feit. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de rehabilitatietermijn van vijf jaar nog niet was verstreken, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die tot een andere beslissing hadden moeten leiden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van het naturalisatieverzoek. Eiser had aangevoerd dat hij niet meer met justitie in aanraking was gekomen en dat de afwijzing vooral zijn minderjarige zoon zou raken, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om van het beleid af te wijken. De rechtbank benadrukte dat de afwijzing van het verzoek niet betekende dat eiser voor altijd uitgesloten was van naturalisatie; hij kon na het verstrijken van de rehabilitatietermijn een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/580

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.S. Jordan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het naturalisatieverzoek van eiser afgewezen.
Bij besluit van 13 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1.
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser wil de Nederlandse nationaliteit verkrijgen voor hemzelf en zijn zoon. Daarvoor heeft hij een verzoek ingediend. Eiser had uit het aanvraagformulier niet begrepen dat hij zijn taakstraf had moeten melden. Verweerder heeft het verzoek afgewezen, omdat is gebleken dat eiser een taakstraf van 16 uren is opgelegd, vanwege overtreding van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Op 15 maart 2019 heeft eiser de taakstraf voltooid. Aangezien deze taakstraf is voltooid korter dan vijf jaar geleden, moet worden geconcludeerd dat er ernstige vermoedens bestaan dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde. [1] Het verzoek is conform het beleid afgewezen. Van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, is volgens verweerder geen sprake. Het verzoek om medenaturalisatie voor zijn minderjarige zoon is daarom ook afgewezen.
Wat vindt eiser?
3. Eiser vindt dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen bij het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit voor hem en zijn kind. Strikte toepassing van het openbare orde beleid in dit geval en gezien de specifieke en bijzondere omstandigheden leidt tot een onredelijke en onbillijke uitkomst. Verweerder had op grond van artikel 4:84 van de Awb moeten afwijken van zijn beleid. Eiser beroept zich op artikel 10 van de RWN.
Ten onrechte is in bezwaar afgezien van het horen.
Wat zijn de regels?
4. Op deze zaak zijn de bepalingen van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en de Handleiding voor de toepassing van de RWN (Handleiding) van toepassing. In de wet [2] staat dat een verzoek om naturalisatie wordt afgewezen als er ernstige vermoedens bestaan dat iemand een gevaar vormt voor de openbare orde, de goede zeden of de veiligheid van het Koninkrijk. In de Handleiding staat het beleid omschreven waarin staat wanneer er dergelijke ernstige vermoedens zijn. In de Handleiding [3] staat onder meer dat een naturalisatieverzoek wordt afgewezen als aan de vreemdeling in de periode van, in het geval van eiser, vijf jaar, direct voor het verzoek of de beslissing daarop, een sanctie ter zake van een misdrijf is opgelegd of ten uitvoer is gelegd. De periode van vijf jaar wordt de rehabilitatietermijn genoemd. Het beleid is door de hoogste bestuursrechter [4] niet onredelijk bevonden. [5] Verweerder moet bij de toepassing van het beleid wel rekening houden met de individuele omstandigheden van het geval.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Hoorplicht in bezwaar
5. Verweerder heeft de door eiser naar voren gebrachte informatie bij de besluitvorming betrokken. Gelet op de motivering van het primaire beluit en de daartegen aangevoerde bezwaargronden, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van het bezwaar niet tot een andersluidend besluit kunnen leiden. Nu in bezwaar alleen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd die al voorafgaand aan de bezwaarprocedure afdoende zijn onderzocht en gemotiveerd zijn meegewogen in het primaire besluit en daarover geen nieuwe argumenten of gezichtspunten naar voren zijn gebracht in bezwaar is volgens verweerder op juiste gronden afgezien van horen. [6] Verweerder mocht dan ook van het horen afzien. [7]
6.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser voor een strafbaar feit is veroordeeld en dat de rehabilitatietermijn van vijf jaar nog niet is verstreken.
Is sprake van bijzondere feiten of omstandigheden?
Artikel 10 van de RWN
7. Verweerder kan niet op grond van artikel 10 van de RWN afwijken van de in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de RWN neergelegde afwijzingsgrond. [8]
8. In zeer bijzondere gevallen is het mogelijk dat een naturalisatie die op grond van de regels zou moeten worden geweigerd, toch moet worden ingewilligd. [9]
8.1.
Eiser heeft betoogd dat hij niet meer met justitie in aanraking is gekomen, dat hij een lage straf heeft gekregen, dat hij spijt heeft en zich schaamt tegenover zijn echtgenote, dat de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie vooral zijn vijfjarige, staatloze zoon raakt, omdat die nu niet naar het buitenland kan reizen.
8.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder deze omstandigheden niet ten onrechte als niet zo bijzondere omstandigheden heeft aangemerkt die aanleiding hadden moeten vormen het naturalisatieverzoek in afwijking van de regels in te willigen.
Is sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel?
9. Verweerder heeft alle door eiser aangevoerde omstandigheden in de besluitvorming betrokken en deugdelijk gemotiveerd waarom deze omstandigheden niet tot afwijking van het beleid kunnen leiden. De afwijzing van het naturalisatieverzoek betekent niet dat het voor eiser blijvend onmogelijk is om te naturaliseren. Na het verstrijken van de rehabilitatietermijn kan eiser een nieuw verzoek indienen.
Conclusie
10. Verweerder heeft het naturalisatieverzoek terecht afgewezen.
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van het naturalisatieverzoek in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2023 door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie artikel 9, eerste lid, onder a, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN).
2.Artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de RWN.
3.Zie paragraaf 1 en 5 van de Handleiding.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3117.
6.Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.
7.Artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:683.
9.Zie paragraaf 6 van de toelichting bij artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de RWN.