ECLI:NL:RBDHA:2023:11797

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.12997
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag en die van haar kinderen beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 28 april 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft op 30 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, terwijl eiseres en haar gemachtigde zich afmeldden. Na heropening van het onderzoek op 13 juni 2023 heeft de staatssecretaris op 21 juni 2023 gereageerd op eerdere uitspraken van de rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie in Kroatië en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen om aan de informatie van de Kroatische autoriteiten te twijfelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvragen in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummers: NL23.12997
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiseres] ,V-nummer: [V nummer 1] , eiseres mede namens haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1]. V-nummer: [V nummer 2] ,
[minderjarige 2], V-nummer: [V nummer 3] , (gemachtigde: mr. F.H. Gart),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen van eiseres en haar kinderen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 28 april 2023 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvragen.
1.1. De rechtbank heeft de beroepen op 30 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.
1.2. De rechtbank heeft op 13 juni 2023 het onderzoek heropend en de staatssecretaris gevraagd om een reactie op de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 1 juni 20231 en zittingsplaats Amsterdam van 6 juni 20232 en de daarin genoemde stukken. De staatssecretaris heeft op 21 juni 2023 een reactie gegeven, waar eiser op 23 juni 2023 op heeft gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eiseres omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de asielaanvragen van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.

1.ECLI:NL:RBDHA:2023:7776.

3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.3 In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
5. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in de uitspraken van 13 april 20224 geoordeeld dat de staatssecretaris moet onderzoeken of het overdragen van Dublinclaimanten aan Kroatië in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest of artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Uit verschillende rapporten is gebleken dat er concrete aanknopingspunten zijn dat pushbacks ook plaatsvinden bij vreemdelingen die – al dan niet na eerdere intrekking van hun asielverzoek in Kroatië – door Kroatië opnieuw zijn toegelaten vanuit andere EU-lidstaten en bij vreemdelingen die zich op afstand van de grens op het grondgebied van Kroatië bevinden. De staatssecretaris moest onderzoek doen naar het risico voor overgedragen Dublinclaimanten om door Kroatië te worden uitgezet zonder behandeling van hun asielverzoek dan wel om tijdens de behandeling van hun asielverzoek te worden uitgezet.
6. Naar aanleiding van de Afdelingsuitspraak heeft de staatssecretaris onderzoek gedaan door vragen te stellen aan de Kroatische autoriteiten. De Kroatische autoriteiten hebben deze vragen beantwoord, waarbij Kroatië verzekert dat het zich aan zijn internationale verplichtingen houdt ten aanzien van overgedragen Dublinclaimanten. Naar aanleiding van de antwoorden op de vragen van de Kroatische autoriteiten, heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat Dublinoverdrachten naar Kroatië weer kunnen worden opgepakt. De staatssecretaris verwijst in het bestreden besluit naar de beslisnota van 21 december 20225 en de brief van 20 januari 20236 van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer. De staatssecretaris heeft op 23 mei 2023 een verweerschrift ingediend en daarbij als bijlage meegestuurd de brief van 15 november 2022 van de Kroatische Deputy Prime Minister en Minister aan de staatssecretaris, waarin de situatie met betrekking tot de ontvangst en de positie van Dublinterugkeerders in Kroatië nader wordt toegelicht.
7. In de reactie van 21 juni 2023 heeft de staatssecretaris aangegeven dat de uitspraken van zittingsplaats Den Haag, van 1 juni 2023 en zittingsplaats Amsterdam van 6 juni 2023 nog niet in rechte vaststaan, en wat betreft de daarin genoemde stukken verwezen naar de hoger beroepschriften.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
3 Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4 Zie bijvoorbeeld ABRvS 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042 en ECLI:NL:RVS:2022:1043.
5 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/beleidsnotas/2023/01/20/tk-beslisnota-bij-kamerbrief- inzake-dublinoverdrachten-aan-kroatie.
6 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2023/01/20/tk-dublinoverdrachten-aan- kroatie.
8. Eiseres voert aan dat ten aanzien van Kroatië niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het onderzoek van de staatssecretaris is onvoldoende, omdat de staatssecretaris buiten het opvragen van informatie aan de Kroatische autoriteiten geen eigen onderzoek heeft gedaan in Kroatië. Bovendien kan het onderzoek van de staatssecretaris niet de conclusie dragen dat ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. In de beslisnota van 21 december 2022 heeft de staatssecretaris de zorgen die zijn geuit door VluchtelingenWerk Nederland en het Kroatische Centre for Peace Studies (CPS) te lichtvaardig terzijde geschoven en de informatie van de Kroatische autoriteiten te onrechte heeft laten prevaleren. Volgens VluchtelingenWerk Nederland vermoedt het CPS dat er een risico op een pushback bestaat voor iedere derdelander in Kroatië, zoals geïllustreerd door de zaak van twee Nigeriaanse studenten die (met een visum) in Kroatië waren voor een sporttoernooi en door de Kroatische autoriteiten zijn uitgezet. Het CPS gaf desgevraagd op 14 april 2023 aan dat er onlangs nog sprake is geweest van een 're-admission' door de Kroatische autoriteiten naar Bosnië en Herzegovina. Betrokkenen hebben verklaard dat zij niet in staat waren asiel te vragen, dat er geen tolken waren, dat er onvoldoende voedsel was en dat zij gedetineerd werden. Hoewel de Kroatische autoriteiten spreken van een 're-admission', kan geconcludeerd worden dat deze personen geen mogelijkheid kregen om asiel te vragen en dat hiermee sprake was van een grootschalige pushback.
Eiseres voert in haar eigen reactie van 23 juni 2023 aan dat de reactie van de staatssecretaris van diezelfde datum te laat is en daarom niet meegenomen mag worden in de beoordeling.
Subsidiair voert eiseres aan dat de hoger beroepschriften geen nieuw licht op de feiten werpen.
9. De rechtbank oordeelt als volgt. Anders dan eiseres stelt, heeft de staatssecretaris met het thans verrichte onderzoek voldoende uitvoering gegeven aan de onderzoeksopdracht van de Afdeling. De staatssecretaris heeft navraag gedaan bij de Kroatische autoriteiten. Uit de beslisnota van 21 december 2021 blijkt dat ook informatie van het CPS en van VluchtelingenWerk Nederland is meegenomen. Uit de Afdelingsuitspraken van 13 april 2022 blijkt niet dat de staatssecretaris zelf ter plaatsen onderzoek had moeten doen naar de situatie van Dublinclaimanten.
10. De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris zich op basis van het verrichte onderzoek ook op het standpunt heeft kunnen stellen dat ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit de beslisnota van 21 december 2022 volgt wat de bevindingen zijn van het onderzoek naar de situatie in Kroatië ten aanzien van Dublinclaimanten. De staatssecretaris heeft kunnen volstaan met een algemene verwijzing naar de brief aan de Tweede Kamer en de beslisnota en een nadere specificatie was niet nodig. Van belang is dat de staatssecretaris bij het verweerschrift de brief van 15 november 2022 van de Kroatische Deputy Prime Minister en Minister aan de staatssecretaris heeft meegestuurd, die de onderzoeksbevindingen bevestigt. In deze brief wordt de procedure uitgelegd van Dublinclaimanten die naar Kroatië worden overgedragen. De Kroatische autoriteiten geven onder meer aan dat Dublinclaimanten het recht hebben om in Kroatië asiel aan te vragen en dat de aanvraag als een eerste asielverzoek wordt behandeld. Verder hebben de Kroatische autoriteiten verzekerd dat overgedragen Dublinclaimanten niet het risico lopen om door Kroatië te worden uitgezet voordat hun asielverzoek is behandeld. Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht op grond waarvan aan de informatie van de Kroatische autoriteiten moet worden getwijfeld. De stelling van eiseres dat de staatssecretaris te lichtvaardig aan de informatie
van CPS voorbij is gegaan en de informatie van de Kroatische autoriteiten ten onrechte heeft laten prevaleren, maakt dit niet anders. In de door eiseres aangehaalde informatie van het CPS is namelijk niet duidelijk of de pushbacks vanuit het binnenland plaatsvonden en komt niet expliciet naar voren dat de gerapporteerde pushbacks Dublinclaimanten betreffen. Dit terwijl de verkregen informatie van de Kroatische autoriteiten recenter is, en wel concreet is toegespitst op de situatie van terugkerende Dublinclaimanten.
11. Verder heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de situatie aan de buitengrenzen van Kroatië zich niet laat vergelijken met de situatie van een overgedragen Dublinclaimant. De Afdeling heeft in de uitspraak van 13 april 20227 nog geoordeeld dat het feit dat pushbacks aan de buitengrenzen plaatsvinden op zichzelf niet maakt dat Dublinclaimanten niet aan Kroatië kunnen worden overgedragen. Daarbij volgt ook uit het AIDA-rapport van 22 april 2022 (Update 2021) dat Dublinclaimanten die uit andere lidstaten worden teruggestuurd naar Kroatië in principe geen belemmeringen ondervinden bij de toegang tot de procedure voor het verlenen van internationale bescherming. Daarbij acht de rechtbank tevens van belang dat de Kroatische autoriteiten middels het claimakkoord zich verantwoordelijk hebben gesteld voor de beoordeling van eisers asielaanvraag en daarmee hebben gegarandeerd dat zij zullen handelen conform de internationale verplichtingen.
12. De rechtbank heeft de staatssecretaris ambtshalve de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 1 juni 2023 en zittingsplaats Amsterdam van 6 juni 2023 voorgehouden. De staatssecretaris heeft gemotiveerd onderbouwd waarom die uitspraken niet maken dat het onderzoek niet afdoende is. De enkele stelling van eiseres dat de hoger beroepschriften geen nieuw licht werpen op de feiten en neerkomen op een herhaling van zetten, doet daar niet aan af. De stelling dat de reactie van de staatssecretaris te laat is evenmin. De rechtbank heeft de informatie van de staatssecretaris meegenomen, en ziet in de uitspraken en de daarin genoemde stukken geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen over het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
13. De staatssecretaris heeft de aanvragen terecht buiten behandeling gesteld.
De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

7.ECLI:NL:RVS:2022:1042.

Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 juli 2023
Documentcode: [Documentcode]
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.