Uitspraak
zaaknummer: NL22.6008
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de intrekking van de verblijfsvergunning van eiser, een Turkse nationaliteit houder. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 22 juli 2021 de verblijfsvergunning van eiser ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 20 februari 2021, en zijn aanvraag voor wijziging van het verblijfsdoel afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat eiser niet meer aan de voorwaarden voor zijn verblijf voldoet, omdat de relatie met zijn verblijfsgever is verbroken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de intrekking van de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht niet in strijd is met de relevante Europese regelgeving, aangezien eiser niet kan aantonen dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan frauduleus handelen. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser dat de hoorplicht is geschonden, verworpen, omdat de staatssecretaris op basis van de omstandigheden van de zaak kon concluderen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden zijn die een afwijking van de beleidsregels rechtvaardigen. Eiser heeft geen nieuwe gronden aangevoerd die een andersluidend oordeel zouden rechtvaardigen. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en eiser gewezen op de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.