Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
live streamsop
social media. Ter onderbouwing heeft eiser een arrestatiebevel van 7 februari 2014, twee opsporingsbevelen van 9 februari 2014, een getekende plattegrond van het gevangeniscomplex, foto’s van zijn littekens en een foto van een geboeide jongen overgelegd. Ook heeft eiser foto’s die zien op het gebruik van rode militaire onderscheidingsemblemen in Tsjaad overgelegd en heeft eiser een link naar zijn Facebook, een kopie van een dreigement wat hij op Facebook heeft ontvangen, en een link naar een artikel op de website van de Nederlandse stichting Wij Doen Mee gedeeld. Verder heeft eiser een krantenartikel van
Ook Nieuws, waarin hij geïnterviewd is, overgelegd en landeninformatie van het US Department of State (USDOS), Freedom House en Amnesty International (AI).
- Is het een origineel, echt bevonden document?
- Door wie zijn de documenten afgegeven (en strookt dit met de algemene informatie hierover)?
- Hoe heeft de vreemdeling het document verkregen (en strookt dit met de algemene informatie hierover)?
- Blijkt uit algemene informatie dat dergelijke documenten wellicht op eenvoudige wijze illegaal verkregen kunnen worden?
- Is het aannemelijk dat het document betrekking heeft op de vreemdeling persoonlijk?
Dat het arrestatiebevel hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd is afgegeven en dat uit de opsporingsbevelen niet zou blijken waarvoor eiser gedetineerd zou zijn geweest, is door verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gerelateerd aan algemene landeninformatie. In dat verband overweegt de rechtbank dat in het USDOS
Country Report on Human Rights Practicesvan 13 april 2016 (over de voorgaande periode) onder meer het volgende is gerapporteerd:
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag, niet ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor het overige gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.