ECLI:NL:RBDHA:2023:11447
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 21 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat volgens de Dublinverordening de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die zijn beroep steunen, zorgvuldig overwogen. Eiser heeft gesteld dat hij procesbelang heeft bij zijn beroep, ondanks dat hij op 15 juni 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 4 juli 2023 aangegeven dat eiser meent dat hij nog procesbelang heeft, maar de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat eiser nog in Nederland verblijft of dat er contact is tussen eiser en zijn gemachtigde.
De rechtbank concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming en dus geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing binnen zes weken na bekendmaking.